-
101 hydrotropism
n. hydrotropisme (in biologie-groei of neiging in richting van bron van vochtigheid of verder van) -
102 hypoallergenic
adj. een verminderde neiging hebbend een allergische reactie op te doen wekken; onwaarschijnlijk een allergische reaktie te veroorzaken -
103 inclinable
adj. te neigen, neiging hebbend -
104 inclines towards
neigt naar, heeft neiging naar -
105 inofficious
adj. Gaat niet samen met natuurlijke neiging; niet volgens morele verplichting -
106 law of inertia
inertiewet (de neiging om in dezelfde toestand te blijven) -
107 magnetic variation
magnetische aantrekkingskracht (neiging in richting van magnetische aantrekkingskracht) -
108 male answer syndrome
n. neiging van aantal mannen om vragen te beantwoorden als ze zelfs zelf het antwoord niet weten -
109 marginal propensity to consume
marginale neiging te consumeren -
110 marginal propensity to expenditure
marginale neiging uit te gevenEnglish-Dutch dictionary > marginal propensity to expenditure
-
111 marginal propensity to save
marginale neiging te sparen -
112 mindedness
n. gezindheid; neiging -
113 mordacity
n. bitsigheid, neiging om sarcatisch op bijtend in opmerkingen te zijn; het bits zijn -
114 mythomaniac
n. lijdt aan mythomanie (ziekelijke neiging dingen te vertellen die nooit zijn gebeurd) -
115 neutral trend
neutrale neiging (toestand van stijging van bepaalde investeringskoersen en daling van andere investeringkoersen) -
116 obliquity
n. het schuinlopen; helling; neiging; afwijking -
117 panicmonger
n. iemand die paniek veroorzaakt; iemand die de neiging heeft anderen in paniek te brengen -
118 popaganda
n. muziek die over het algemeen door het publiek wordt gewaardeerd en met de neiging tot verdere vooruitgang van ideeën en plannen -
119 procrastinator
n. Heeft de gewoonte uit te stellen (naar later); heeft de neiging te aarzelen -
120 proneness
n. neiging tot-; vooroverliggend; voorovergebogen
См. также в других словарях:
Mittelniederfränkisch — Mittelniederländisch war der Vorläufer der niederländischen Sprache, der etwa zwischen 1150 und 1500 gesprochen wurde. Seinerseits hat es sich aus dem Altniederländischen entwickelt. Es war eine unverschobene Varietät des Fränkischen und gehörte… … Deutsch Wikipedia
Mittelniederländisch — war der Vorläufer der niederländischen Sprache, der etwa zwischen 1150 und 1500 gesprochen wurde. Seinerseits hat es sich aus dem Altniederländischen entwickelt. Es war eine unverschobene Varietät des Fränkischen und gehörte zum Dialektkontinuum… … Deutsch Wikipedia
hnǽgung — f ( e/ a) neiging … Old to modern English dictionary