-
1 neervallen
1 [op de grond vallen] tomber (par terre)2 [neerhangen] pendre3 [neerknielen] tomber à genoux4 [gaan zitten] s'affaler♦voorbeelden:dood neervallen • tomber raide mortwerken tot men erbij neervalt • travailler jusqu'à l'épuisementerbij neervallen • être mort de fatigue -
2 neervallen
1 [op de grond vallen] fall/drop down2 [neerhangen] fall, hang3 [neerknielen] fall/drop down on one's knees4 [gaan zitten] drop/flop (down)♦voorbeelden:1 dood neervallen • fall/drop down deadwerken tot men erbij neervalt • work oneself to death, work one's fingers to the bone4 zij liet zich in een stoel neervallen • she dropped/flopped into a chair -
3 neervallen
падать; спасть; ниспадать; падать спадать; лить; грохнуться в стул* * **падать, ниспадать* * *гл.общ. падать вниз, спадать -
4 neervallen
I.hinfallenII.niederfallen -
5 neervallen
v. fall, tumble-down, descend, wreck -
6 neervallen
1) trilla2) stupa3) falla4) ramla -
7 neervallen
s'abattre, tomber -
8 neervallen
kai -
9 neervallen als een blok
neervallen als een blok -
10 bewusteloos neervallen
bewusteloos neervallen -
11 dood neervallen
dood neervallen -
12 erbij neervallen
erbij neervallen -
13 dood neervallen
dood neervallenfall/drop down deadVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dood neervallen
-
14 zij liet zich in een stoel neervallen
zij liet zich in een stoel neervallenshe dropped/flopped into a chairVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zij liet zich in een stoel neervallen
-
15 regenen
-
16 падать вниз
vgener. naar beneden storten, neerdruipen (о каплях), neervallen -
17 спадать
vgener. teruglopen (о воде), vallen, zakken (о воде), neervallen, verflauwen, verminderen -
18 afdruipen
-
19 blok
♦voorbeelden:een stam in blokken zagen • débiter un tronc en bûchesneervallen als een blok • tomber comme une masseslapen als een blok • dormir comme une soucheeen blok vormen tegen • faire front contrevoor het blok komen te staan • être mis au pied du muriemand voor het blok zetten • mettre qn. au pied du murde cursus wordt gegeven in drie blokken van twee dagen • le cours est donné en trois périodes de deux jours -
20 druppelen
1 [in druppels vallen] tomber goutte à goutte2 [druppels laten vallen] dégoutter3 [zachtjes regenen] bruiner♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in druppels laten neervallen] verser goutte à goutte♦voorbeelden:iets in het oog druppelen • instiller qc. dans l'oeil
- 1
- 2