-
1 déplaisir
déplaisir [deeplezzier]〈m.〉1 ongenoegen ⇒ onbehagen, misnoegen♦voorbeelden:mongenoegen, misnoegen -
2 désagrément
-
3 contrariété
contrariété [kõtraarjeetee]〈v.〉1 ontstemming ⇒ ergernis, misnoegen, teleurstelling♦voorbeelden:1. fergernis, teleurstelling2. contrariétésf pl -
4 regret
regret [rəgre]〈m.〉♦voorbeelden:2 faire qc. à regret • iets ongaarne, tegen zijn zin doenà mon grand regret • tot mijn grote spijt, tot mijn leedwezenêtre au regret de • het betreuren datm1) spijt, leedwezen2) ongenoegen3) gemis -
5 désaveu
〈m.〉 -
6 ralbol
См. также в других словарях:
Isabella de Moerloose — Isabella de Moerloose … Wikipédia en Français