-
121 gegenüberliegen
-
122 gegenübertreten
gegenübertreten1 tegemoet treden ⇒ verschijnen voor, onder ogen komen -
123 gehorchen
-
124 genesen
-
125 genugtun
genugtun〈 met 3e naamval〉 〈 verouderd〉1 voldoening geven ⇒ voldoen aan, tevredenstellen♦voorbeelden: -
126 genügen
-
127 getreu
-
128 getrösten
Страницы