Перевод: с английского на нидерландский

meerkeuze-

1 multiple choice

meerkeuze vragen (Amerikaanse test)

multiple choice

multiple choice; 〈 vaak attributief〉 meerkeuze-

English-Dutch dictionary > multiple choice
2 multiple

adj. veelvoudig
--------
n. vermenigvuldiging (in wiskunde, electronica)

multiple¹

[ multipl] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 wiskunde〉 veelvoud

2 〈 verkorting〉[multiple shop/store]

♦voorbeelden:

1   least/lowest common multiple • kleinste gemene veelvoud

————————

multiple²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 veelvoudig

2 divers ⇒ veelsoortig

3 〈 plantkunde〉 samengesteld

♦voorbeelden:

1   multiple choice • multiple choice; 〈 vaak attributief〉 meerkeuze-

     multiple collision • kettingbotsing

     〈 Brits-Engels〉 multiple shop/store • grootwinkelbedrijf

     multiple star • dubbelster

2   〈 medicijnen, geneeskunde〉 multiple sclerosis • multiple sclerose

3   multiple fruit • samengestelde vrucht

¶ 〈 handel〉 multiple standard • conversietabel waarmee schuld (van importeur) aan variabele wisselkoers gekoppeld wordt

English-Dutch dictionary > multiple
3 multiple choice test

multiple choice/meerkeuze test/toets (een gesloten test waarin elke vraag verschillende mogelijke antwoorden heeft en waarin men de juiste moet aanduiden)

English-Dutch dictionary > multiple choice test