-
1 maaksel
♦voorbeelden:is dat eigen maaksel? • did you make that yourself?2 wat is dat voor vreemd maaksel? • what kind of a contraption is that? -
2 maaksel
n. make, making, cut, fashion -
3 die pudding is eigen maaksel
die pudding is eigen maakselVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > die pudding is eigen maaksel
-
4 is dat eigen maaksel?
is dat eigen maaksel?did you make that yourself?Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > is dat eigen maaksel?
-
5 wat is dat voor vreemd maaksel?
wat is dat voor vreemd maaksel?what kind of a contraption is that?Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > wat is dat voor vreemd maaksel?
-
6 fabrikaat
♦voorbeelden:Nederlands fabrikaat • Dutch make, made in Holland
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский