-
1 fainéant
fainéant [fennee.ã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:1 un fainéant • luiaard, luiwammes1. m (f - fainéante)luilak, leegloper2. = fainéante; fainéantadjlui, nietsdoend -
2 paresseux
-
3 aï
-
4 feignant
-
5 un fainéant
un fainéantluiaard, luiwammes -
6 un paresseux
un paresseux -
7 un feignant
un(e) feignant(e)luiaard, nietsnut, luiwammes
См. также в других словарях:
luiaard — lesiman / loyri … Woordenlijst Sranan
drieteen-luiaard — sonloyri … Woordenlijst Sranan
tweeteen-luiaard — skapuloyri … Woordenlijst Sranan