-
1 levensvatbaar
-
2 levensvatbaar
-
3 levensvatbaar
-
4 levensvatbaar
lebensfähig -
5 levensvatbaar
adj. viable -
6 levensvatbaar
• viable -
7 viable
levensvatbaar -
8 жизнеспособный
levensvatbaar, vitaal -
9 viable
adj. levensvatbaar, heeft een kans[ vajjəbl] 〈viably; zelfstandig naamwoord: viability〉 -
10 жизнеспособный
adjgener. levensvatbaar -
11 previable
-
12 abiotic
adj. abiotisch, niet levensvatbaar zijnde -
13 nonviable
adj. niet levensvatbaar -
14 viably
adv. levensvatbaar -
15 viable
-
16 жизнеспособный
adjgener. levensvatbaar -
17 existenzfähig
existenzfähig -
18 lebensfähig
lebensfähig -
19 lebensschwach
lebensschwach1 zwak, weinig levensvatbaar
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский