-
1 labile
adj. labiel; veranderlijk[ leebajl] 〈zelfstandig naamwoord: lability〉 -
2 неустойчивый
onbestendig, onstandvastig, labiel, wankel -
3 неустойчивый
-
4 erratic
adj. wankel, provisorisch--------n. (in geologie) kei, zwerfblok, rots van oorspronkelijke rots afgespleten en naar andere plaats vervoerd is (bv. door ijsschots, ijsberg)[ irætik] 〈 erratically〉1 onregelmatig ⇒ ongeregeld, grillig3 labiel ⇒ veranderlijk, wispelturig4 zwervend -
5 flux
n. vloed, stroom; voortdurende verandering; onstabiel, labiel--------v. smelten; vloeien, stromen[ fluks]♦voorbeelden:1 voortdurende beweging/verandering ⇒ veranderlijkheid♦voorbeelden: -
6 unstable
adj. onstabiel[ unsteebl]♦voorbeelden: -
7 instable
instable [ẽstaabl]1 onstabiel ⇒ labiel, wisselvallig, onzeker♦voorbeelden:équilibre instable • wankel evenwichtpopulation instable • niet-gevestigde bevolking -
8 labile
-
9 ein schwankender Charakter
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ein schwankender Charakter
-
10 haltlos
-
11 kippelig
-
12 labil
-
13 schwanken
schwanken2 schommelen, wisselen, variëren ⇒ fluctueren4 aarzelen, weifelen♦voorbeelden:eine schwankende Gesundheit • een zwakke, wankele gezondheiddie Meinungen schwanken • de meningen zijn verdeeldseine Stimmung schwankt • zijn stemming is aan wisselingen onderhevigzwischen zwei Verfahren schwanken • tussen twee methoden aarzelen, weifelen -
14 ungefestigt
ungefestigt1 nog onevenwichtig, labiel
См. также в других словарях:
Пальмы* — (Palmae Еndl.) сем. однодольных растений, порядка початкоцветных (Spadiciflorae), отличающееся мощным развитием большинства своих представителей, а потому и названное Линнеем Princepes между другими растениями. Пальмы I. 1) Hyphaene thebaica Mart … Энциклопедический словарь Ф.А. Брокгауза и И.А. Ефрона
Пальмы — (Palmae Endl.) сем. однодольных растений, порядка початкоцветных (Spadiciflorae), отличающееся мощным развитием большинства своих представителей, а потому и названное Линнеем Princepes между другими растениями. Пальмы I. 1) Hyphaene thebaica Mart … Энциклопедический словарь Ф.А. Брокгауза и И.А. Ефрона
labil — Adj std. (19. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus spl. lābilis leicht gleitend, leicht verfallend , zu l. lābī (lāpsus sum) gleiten, schlüpfen, entrinnen, straucheln, fallen, fehlen . Abstraktum: Labilität. Ebenso nndl. labiel, ne. labile, nfrz.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
