-
1 port
n. haven; havenstad; erkant (van een schip of vliegtuig); (in computers) poort, uitgang; een poort voor het verbinden van externe onderdelen met de computer--------n. port, port-wijn (soort zoete rode wijn)--------v. (in scheepvaart:) naar bakboort draaien; in de draaghouding houden (wapen)port1[ po:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 bakboord5 〈 verkorting〉[porthole]♦voorbeelden:port of entry • invoerhaven→ free free/————————port2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:¶ port arms! • presenteer het geweer!
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский