-
1 bludgeon
n. knuppel, knots--------v. neer knuppelenbludgeon1[ bludzjn] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————bludgeon2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 club
adj. van een club--------n. club; knots; sociëteit; klaver (bij kaartspel)--------v. knuppelenclub1[ klub] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 golfstok♦voorbeelden:5 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 ‘I've lost my money.’ ‘Join the club!’ • ‘Ik heb mijn geld verloren.’ ‘Jij ook al!’————————club2〈 clubbed〉♦voorbeelden:¶ his friends clubbed together to buy a present • zijn vrienden hebben een potje gemaakt om een cadeautje te kopenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 cudgel
n. knuppel--------v. neerknuppelencudgel1[ kudzjl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 knuppel♦voorbeelden:¶ take up the cudgels (for) • in/op de bres springen/staan (voor)————————cudgel2〈werkwoord; Brits-Engels cudgelled〉1 (neer)knuppelen ⇒ slaan met een knuppel, afrossen
См. также в других словарях:
knüppeln — knụ̈p|peln 〈V.; hat〉 I 〈V. tr.〉 mit einem Knüppel verprügeln II 〈V. intr.; umg.〉 1. schwer (u. schnell) arbeiten 2. 〈fig.〉 hageln 3. 〈Sp.; umg.〉 unfair spielen * * * knụ̈p|peln <sw. V.; hat [aus dem Niederd. < mniederd. knüppelen, knuppelen … Universal-Lexikon