-
1 wink
n. knipoogje; knippering; het knipperen; oogopslag; richting aangeven met knipperlicht--------v. knipogen; knipperen; glinsteren; aangeven; richting aangeven; zich niets aantrekken van ietswink1[ wingk] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:forty winks • dutje→ nod nod/————————wink21 knipogen♦voorbeelden:♦voorbeelden:
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский