-
1 Anschlag
Anschlag〈m.〉♦voorbeelden:1 einen Anschlag machen • iets bekendmaken, aanplakkenein Anschlag am schwarzen Brett • een mededeling op het prikbordetwas durch Anschlag bekannt geben • iets door aanplakking bekendmaken -
2 blubbern
-
3 der Anschlag der Wellen an das Schiff
der Anschlag der Wellen an das SchiffWörterbuch Deutsch-Niederländisch > der Anschlag der Wellen an das Schiff
-
4 gluckern
gluckern -
5 glucksen
-
6 gurgeln
-
7 klatschen
klatschen1 kletsen, kletteren ⇒ klotsen, slaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kletsen, smakken ⇒ slaan, werpen -
8 schwappen
schwappen1 plassen, gutsen, kletsen ⇒ klotsen, overlopenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 knoeien, morsen -
9 überschwappen
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский