-
1 irriteren
-
2 irriteren
ww -
3 irriteren
agacer, irriter -
4 hinderen
1 [belemmeren in de bewegingsvrijheid, beperken] gêner2 [storen] déranger3 [dwarszitten, irriteren] contrarier♦voorbeelden:zijn lange jas hinderde hem bij het lopen • son long manteau le gênait pour marcherhindert het u als ik rook? • est-ce que cela vous gêne que je fume?¶ wat hindert dat nu? • mais qu'est-ce que ça peut faire?dat hindert niet • ça ne fait rien -
5 stuiten
1 [niet verder kunnen] s'arrêter2 [figuurlijk][+ op][tegengehouden worden] se heurter (à)3 [+ op][aantreffen; geconfronteerd worden] rencontrer (qc.)5 [terugspringen] rebondir♦voorbeelden:→ link=borst borstII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [tegenhouden] arrêter2 [figuurlijk] réprimer♦voorbeelden:1 de voortgang van iets stuiten • enrayer la progression de qc.de uitvoering van een plan stuiten • empêcher l'exécution d'un plangeweld met geweld stuiten • combattre la violence par la violenceeen niet te stuiten woordenvloed • un flot de paroles impossible à arrêter
См. также в других словарях:
irritieren — Vsw std. (16. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus l. irrītāre erregen, reizen, provozieren , einem Intensivum zu l. rītāre aufregen und l. in . Im Deutschen zunächst in der ursprünglichen Bedeutung verwendet; ab dem 19. Jh. dann in Anlehnung… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache