-
61 всаживать
vgener. inwerken -
62 осваиваться
vgener. zich inwerken (с работой) -
63 усовершенствоваться
vgener. zich inwerken -
64 anlernen
anlernen♦voorbeelden: -
65 einarbeiten
einarbeiten♦voorbeelden: -
66 einführen
-
67 einweisen
einweisen♦voorbeelden: -
68 einwirken
einwirkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
69 etwas auf sich wirken lassen
etwas auf sich wirken lassenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > etwas auf sich wirken lassen
-
70 hineinarbeiten
hineinarbeiten -
71 hineinwachsen
hineinwachsen♦voorbeelden: -
72 in den neuen Beruf hineinwachsen
in den neuen Beruf hineinwachsenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > in den neuen Beruf hineinwachsen
-
73 reizen
reizen♦voorbeelden: -
74 wirken
wirken1 werken, werkzaam zijn2 werken, uitwerking hebben♦voorbeelden:1 dahin wirken, dass … • het erop aanleggen, erop aansturen dat …er wirkte als Arzt in Afrika • hij was als arts werkzaam in Afrikaetwas auf sich wirken lassen • iets op zich laten inwerkener wirkt sympathisch • hij komt sympathiek overII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 machinaal breien, weven 〈 van gobelins〉♦voorbeelden:1 Großes, Gutes wirken • grootse, goede dingen tot stand brengen
Страницы