-
1 inwerken
1 [in een materie thuis laten worden] break in2 [indrukken, indrijven] work in(to)3 [aanbrengen in] work in(to) ⇒ fit/piece in(to)♦voorbeelden:♦voorbeelden:op elkaar inwerken • interactongunstig inwerken op • affect unfavourably -
2 inwerken
v. affect, influence; break in, train a beginner -
3 inwerken op
v. act upon, influence -
4 inwerken
• to affect• to attack• to coach• to learn• to recess out• to train -
5 een film op zich laten inwerken
een film op zich laten inwerkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een film op zich laten inwerken
-
6 een paal inwerken in de harde grond
een paal inwerken in de harde grondVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een paal inwerken in de harde grond
-
7 ongunstig inwerken op
ongunstig inwerken opVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ongunstig inwerken op
-
8 op elkaar inwerken
op elkaar inwerkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op elkaar inwerken
-
9 zich inwerken
• to work oneself in
Перевод: со всех языков на английский
с английского на все языки- С английского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Пенджабский
- Русский
- Французский