-
41 kennis
I 〈 de (vrouwelijk)〉2 [besef, bewustzijn] consciousness3 [wat men geleerd heeft] knowledge ⇒ 〈 informatie〉 information, 〈 geleerdheid, wetenschappelijke kennis〉 learning 〈 in het bijzonder met betrekking tot de alfawetenschappen〉, 〈 technische kennis ook〉 know-how4 [verstand] 〈zie voorbeelden 4〉♦voorbeelden:1 kennis geven van iets • give notice of/announce somethingzonder (vooraf) kennis te geven • without (prior) noticekennis nemen van iets • take note of somethingiemand van iets in kennis stellen • inform/notify someone of somethingmensen met elkaar in kennis brengen • introduce people to each othermet kennis van zaken • expertly2 zij is weer bij kennis gekomen • she has regained consciousness, she has come roundbuiten kennis zijn/raken • be unconscious, lose consciousnessparate kennis • ready knowledgeII 〈 de (mannelijk)〉1 [bekende] acquaintance♦voorbeelden:een oppervlakkige kennis • a casual acquaintance -
42 kennismaken
2 [de eerste beginselen leren kennen] be introduced (to), get/become acquainted (with)♦voorbeelden:persoonlijk met iemand kennismaken • get to know someone personallyhebben jullie al kennis gemaakt? • have you two met (before)?2 iemand laten kennismaken met … • introduce someone to … -
43 koude lucht invoeren
koude lucht invoerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > koude lucht invoeren
-
44 mensen met elkaar in kennis brengen
mensen met elkaar in kennis brengenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > mensen met elkaar in kennis brengen
-
45 motie
1 motion♦voorbeelden:1 motie van vertrouwen/wantrouwen • vote of confidence/no-confidenceeen motie aannemen • adopt a motioneen motie indienen • introduce a motion -
46 nieuwigheden invoeren
nieuwigheden invoerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > nieuwigheden invoeren
-
47 nieuwigheid
-
48 opnemen
2 [op zich nemen] take on3 [weer opvatten] resume4 [laten afschrijven] withdraw5 [beoordelen] take6 [opvatten] take8 [nauwkeurig opmeten] measure (up)10 [weghalen] take/pull/tear up17 [opvegen] mop/wipe up♦voorbeelden:het vloerkleed opnemen • take up the carpet4 ƒ200,- opnemen • withdraw Dfl200,-een lening opnemen • take out a loaneen snipperdag opnemen • take the/a day offiets goed opnemen • take something wellhoe zou hij het opnemen? • how would he take it?iets hoog opnemen • not take kindly to somethingiets verkeerd opnemen • take something the wrong way7 iets goed opnemen • take a good look at/stock of somethingiemand nauwkeurig opnemen • observe/look at someone closelyiemand onderzoekend opnemen • scrutinize someonescherp/wantrouwend opnemen • eye sharply/keenly/suspiciouslyzij nam hem op van top tot teen • she looked him up and downop de band opnemen • tape, recordop de video opnemen • (video-)recordde tijd opnemen (van) • time a personin de stukken/notulen opnemen • enter in the documents/minutesnieuwe woorden opnemen in een woordenboek • enter new words in a dictionarylaten opnemen in een ziekenhuis • hospitalizeiets niet opnemen • leave out, omiteen clausule in een contract opnemen • insert a clause in a contractin het ziekenhuis opgenomen worden • be admitted to hospitalopnemen in een catalogus • put in a cataloguenamen in een lijst opnemen • include names on a list, list namesopnemen onder de rubriek …/in een rubriek • include under the heading …/in a columniemand als lid in een club opnemen • admit someone as a member of a club15 hij neemt alles heel snel/gemakkelijk op • he's very receptive/quick on the uptakeiets goed in zich opnemen • take something in18 deze spons neemt veel water op • this sponge takes up a lot of water/is very absorbenthet tegen iemand opnemen • take someone onhij kan het tegen iedereen opnemen • he can hold his own against anyonehet tegen anderen moeten opnemen • have to compete against othershet voor iemand/iets opnemen • make a stand for someone/something, speak/stick up for someone/something -
49 presenteren
3 [doen voorkomen] pass off (as)5 [leger] present♦voorbeelden:gebak presenteren • offer round cakes5 presenteer geweer! • present arms! -
50 tot contingentering overgaan
tot contingentering overgaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > tot contingentering overgaan
-
51 wetsontwerp
1 bill♦voorbeelden:1 een wetsontwerp aannemen • pass/adopt a billeen wetsontwerp indienen bij het parlement • introduce a bill in Parliamenteen wetsontwerp intrekken • withdraw a billeen wetsontwerp verwerpen • reject a bill -
52 zich voorstellen aan
zich voorstellen aanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich voorstellen aan
-
53 zijn toespraak met enkele opmerkingen inleiden
zijn toespraak met enkele opmerkingen inleidenintroduce/preface one's talk with a few remarksVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn toespraak met enkele opmerkingen inleiden
См. также в других словарях:
introduce — in‧tro‧duce [ˌɪntrəˈdjuːs ǁ ˈduːs] verb [transitive] 1. to make a new product or service available for the first time: • The drug was introduced in the mid 1990s. 2. FINANCE to make stocks, shares etc available on the stock exchange for the first … Financial and business terms
introduce — INTRODÚCE, introdúc, vb. III. tranz. 1. A face ca cineva sau ceva să intre, să pătrundă în ceva, undeva; a băga, a vârî. ♦ A include, a adăuga, a îngloba. ♦ refl. A intra undeva (cu forţa sau pe furiş). 2. A face ca o persoană să fie primită de… … Dicționar Român
introduce — [in΄trə do͞os′, in΄trədyo͞os′] vt. introduced, introducing [L introducere < intro (see INTRO ) + ducere, to lead: see DUCT] 1. to lead or bring into a given place or position; conduct in 2. to put in or within; insert [to introduce an electric … English World dictionary
Introduce — In tro*duce , v. t. [imp. & p. p. {Introduced}; p. pr. & vb. n. {Introducing}.] [L. introducere, introductum; intro within + ducere to lead. See {Intro }, and {Duke}.] [1913 Webster] 1. To lead or bring in; to conduct or usher in; as, to… … The Collaborative International Dictionary of English
introduce — 1 *enter, admit Analogous words: induct, install, inaugurate (see INITIATE): instill, inculcate, implant: infuse, inoculate, imbue 2 Introduce, insert, insinuate, interpolate, intercalate, interpose, interject mean to put something or someone in… … New Dictionary of Synonyms
introduce — [v1] make known; present acquaint, advance, air, announce, bring out, bring up, broach, come out with, do the honors*, familiarize, fix up, get things rolling*, get together, give introduction, harbinger*, herald, kick off, knock down, lead into … New thesaurus
introduce — in·tro·duce vt duced, duc·ing: to present and offer (evidence) at trial Merriam Webster’s Dictionary of Law. Merriam Webster. 1996. introduce I … Law dictionary
introduce — ► VERB 1) bring into use or operation for the first time. 2) present (someone) by name to another. 3) (introduce to) bring (a subject) to the attention of (someone) for the first time. 4) insert or bring into. 5) occur at the start of. 6) provide … English terms dictionary
introduce — (v.) early 15c., back formation from introduction, or else from L. introducere to lead in, bring in (see INTRODUCTION (Cf. introduction)). Related: Introduced; introducing … Etymology dictionary
introduce — in|tro|duce W1S3 [ˌıntrəˈdju:s US ˈdu:s] v [T] ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(when people meet)¦ 2¦(new system/product)¦ 3¦(bring something to a place)¦ 4¦(new experience)¦ 5¦(programme/public event)¦ 6¦(start a change)¦ 7¦(law)¦ 8¦(put something into something)¦… … Dictionary of contemporary English
introduce */*/*/ — UK [ˌɪntrəˈdjuːs] / US [ˌɪntrəˈdus] verb [transitive] Word forms introduce : present tense I/you/we/they introduce he/she/it introduces present participle introducing past tense introduced past participle introduced 1) to tell someone another… … English dictionary