-
1 intégrité
intégrité [ẽteegrietee]〈v.〉f -
2 incorruptibilité
incorruptibilité [ẽkorruuptiebielietee]〈v.〉1 integriteit ⇒ onkreukbaarheid, onomkoopbaarheidf1) integriteit, onomkoopbaarheid -
3 honnêteté
honnêteté [onnettee]〈v.〉1 eerlijkheid ⇒ integriteit, rechtschapenheid♦voorbeelden:f1) eerlijkheid, rechtschapenheid2) fatsoen -
4 parler
parler1 [paarlee]〈m.〉————————parler2 [paarlee]♦voorbeelden:1 parler pour ne rien dire • maar wat praten, leuterensavoir ce que parler veut dire • aan een half woord genoeg hebbenparler à tort et à travers • maar doorpraten, doorratelenparler crûment • geen blad voor de mond nemengénéralement parlant • in het algemeen (gesproken)parler mal de qn. • kwaad over iemand sprekenqu'on ne m'en parle plus • ik wil er niets meer over horenn'en parlons plus • zand erovervoilà qui est parler • zo mag ik het horen!parler à qn. • met, tegen iemand pratenparler à l'oreille de qn. • tegen iemand fluisterentrouver à qui parler • ondervinden, merken wie men tegenover zich heefton parle sans cesse d' intégrité • men heeft het steeds over integriteitles faits parlent d' eux-mêmes • de feiten spreken voor zichzelfparlez-moi de cela • praat me daar niet van〈 informeel〉 de quoi ça parle, ce livre? • waar gaat dat boek over?sans parler de • om nog maar te zwijgen vanil parlait de partir pour les Etats-Unis • er was sprake van dat hij naar Amerika zou gaanparler pour qn. • voor iemand pleiten〈 informeel〉 tu parles • het mocht wat, reken maar, schei uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spreken♦voorbeelden:parler le français • Frans kunnen spreken1 met elkaar, in zichzelf pratenv1) spreken (over), praten (over)2) bieden [kaarten] -
5 on parle sans cesse d' intégrité
on parle sans cesse d' intégritéDictionnaire français-néerlandais > on parle sans cesse d' intégrité
-
6 probité
См. также в других словарях:
Буазза, Хафид — Хафид Буазза Hafid Bouazza Дата рождения: 8 марта 1970(1970 03 08) (42 года) Место рождения: Уджда, Марокко Род деятельности: писатель … Википедия