-
1 informer
informer [ẽformee]1 op de hoogte brengen (van) ⇒ inlichten (over), mededelen♦voorbeelden:1 informeren (naar) ⇒ inlichtingen inwinnen (over), zich op de hoogte stellen (van)♦voorbeelden:1. v 2. informer (de)v -
2 let in on
let in on -
3 let in
binnenlatenlet in2 inzetten♦voorbeelden:let oneself in • zich toegang verschaffenlet oneself in for • zich op de hals halen -
4 instruire
-
5 доставлять сведения
Russisch-Nederlands Universal Dictionary > доставлять сведения
-
6 inform someone about/of
inform someone about/of -
7 inform
v. informeren; doorgeven; laten weten; informatie verstrekken; klikken; volvullen; herleven[ info:m]♦voorbeelden:1 inform against/(up)on someone • iemand aanklagen/aanbrengenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
8 enlighten
-
9 unterrichten
unterrichtenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉1 onderwijzen ⇒ les geven, doceren, onderrichten2 op de hoogte brengen, stellen ⇒ inlichten, informeren♦voorbeelden:2 jemanden über eine Sache, von einer Sache unterrichten • iemand van iets op de hoogte brengen, over iets inlichten♦voorbeelden: -
10 post
n. (in computers) de zelftest van de computer die gestart wordt wordt, de controles die de computer uitvoert al deze aangezet wordtpost1[ poost] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 paal ⇒ stijl, post2 〈 paardensport〉start/finishpaal ⇒ vertrekpunt, eindpunt4 post(bestelling) ⇒ postkantoor, brievenbus5 post ⇒ (stand)plaats, (leger)kamp6 betrekking ⇒ baan, ambt♦voorbeelden:4 by return of post • per kerende post, per omgaandeby post • per postit's in the post • het is onderweg————————post2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bekendmaken ⇒ aankondigen, openbaar maken3 posteren ⇒ plaatsen, uitzetten♦voorbeelden: -
11 renseigner
renseigner [rãsenjee]♦voorbeelden: -
12 aufklären
-
13 jemanden auf zarte Weise über etwas informieren
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden auf zarte Weise über etwas informieren
-
14 zart
1 aanvallig, pril, zacht ⇒ jong, mals2 teder, gevoelig4 vaag, zacht, teer5 tenger, fragiel6 dun, broos, fijn♦voorbeelden:vom zartesten Kindesalter an • van de prilste jeugd af aanzartes Fleisch • mals vleesnicht gerade zart mit jemandem umgehen • niet bepaald zachtzinnig met iemand omgaan4 ein zarter Duft von frischem Heu • een lichte, aangename geur van vers hooiein zartes Grün • een zacht groenzarte Klänge • tedere, gevoelige klankenjemandem einen zarten Wink geben • iemand een stille wenk gevender Film deutete dies nur zart an • de film gaf, duidde dit slechts vaag aanvon zarter Gesundheit sein • een broze gezondheid hebben6 eine Tasse aus zartem Porzellan • een kopje van dun, fijn porseleinzarte Schokolade • zachte, fijne chocolade
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский
- Французский