-
1 constituent
n. kiezer; onderdeelconstituent1[ kənstitsjoeənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kiezer ⇒ ingezetene/lid van een kiesdistrict2 samenstellend deel ⇒ onderdeel, bestanddeel————————constituent21 kiezend ⇒ kiezers-, electoraal♦voorbeelden: -
2 nonresident
n. niet-inwoner; niet gast (in een hotel enz.)[ - rezziddənt] 〈 ook attributief〉1 persoon die niet verblijft 〈 in bepaald(e) land, hotel, plaats〉 ⇒ buitenlander, niet-ingezetene, bezoeker 〈 van een hotel〉♦voorbeelden: -
3 resident
adj. woonachtig, inwonend, intern; vast--------n. inwonerresident1[ rezziddənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 ingezetene ⇒ (vaste) inwoner, bewoner3 〈Amerikaans-Engels; medicijnen, geneeskunde〉 dokter in klinische opleidingsperiode ⇒ inwonend arts————————resident21 woonachtig ⇒ residerend, inwonend, intern3 inherent ⇒ eigen (aan), gevestigd♦voorbeelden: -
4 local resident
plaatselijke ingezetene -
5 mandatory service
militaire dienstplicht (die iedere 18-jarige ingezetene verplicht is)
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский