-
1 ci-inclus
-
2 inclus
inclus [ẽkluu]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉1 ingesloten ⇒ inbegrepen, tot en met♦voorbeelden:adj, adv1) ingesloten2) inbegrepen -
3 joint
joint1 [zĵwẽ]〈m.〉1 voeg ⇒ naad, las, verbinding♦voorbeelden:joint d'étanchéité • afdichting, pakking(ring)trouver le joint • de zaak van de juiste kant aanpakken————————joint2 [zĵwẽ]1 samengevoegd ⇒ verenigd, verbonden2 toegevoegd (aan) ⇒ bijgevoegd, ingesloten♦voorbeelden:les pieds joints • met aaneengesloten voeten→ piècem1) naad, voeg2) koppeling3) pakking, afdichting4) joint [hasj] -
4 pli
pli [plie]〈m.〉1 plooi2 vouw♦voorbeelden:pli du jarret • knieholtepli d'un vêtement, des cheveux • val van een kledingstuk, van de harenfaire des plis • kreukelen→ miseprendre un pli • een gewoonte aannemenm1) vouw, plooi2) briefomslag4) slag [kaarten] -
5 enclave
-
6 sous ce pli
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский