-
1 affaisser
-
2 обваливаться
vgener. invallen, inzakken, afkalven, inbreken, ineenzakken, instorten, verzakken -
3 обрушиваться
vgener. inbreken, afkalven, afstormen (op-íà), ineenstorten, ineenzakken, instorten, invallen -
4 оседать
vgener. inzakken, inzinken, wegzakken, zakken (о стене), bezinken, hotten, ineenzakken, inkalven, uitzakken, verzakken -
5 give away
weggeven,overhandigen, verraden, onthullengive away1 meegeven ⇒ ineenzakken, toegevenII 〈 overgankelijk werkwoord〉———————— -
6 effondrer
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский