-
1 jug
n. kan; gevangenis, nor (in de spreektaal)--------v. opsluiten (slang); in de pot kokenjug1[ dzjug] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————jug2〈werkwoord; jugged〉♦voorbeelden:1 jugged hare • gestoofde haas, hazenpeper -
2 emballer
emballer [ãbaalee]2 〈vulgair; iemand〉de nor, de bak indraaien ⇒ in de lik zetten, opbergen3 te veel toeren laten maken ⇒ over zijn toeren jagen, boven zijn toeren laten draaien♦voorbeelden:ça ne nous emballe pas • we zijn er niet kapot van♦voorbeelden:1. v1) verpakken, inpakken2. s'emballerv1) op hol slaan
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский