-
1 rebelle
rebelle [rəbel]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 opstandig ⇒ oproerig, rebellerend2 weerspannig ⇒ onhandelbaar, rebels♦voorbeelden:un rebelle • opstandeling, oproerling, rebel2 cheveux rebelles • weerbarstige, stugge haren1. mrebel, opstandeling2. adj1) opstandig2) weerspannig, rebels4) immuun -
2 blindé
blindé [blẽdee]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 pantser- ⇒ gepantserd, bepantserd3 immuun ⇒ ongevoelig, een dikke huid hebbend♦voorbeelden:un blindé • pantservoertuig1. m 2. adj1) gepantserd, pantser-2) afgeschermd [elektriciteit] -
3 immunisation
immunisation [iemuuniezaasjõ]〈v.〉f -
4 immuniser
-
5 irresponsable
irresponsable [ierespõsaabl]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m. & v.〉1 onbezonnen ⇒ onbedachtzaam, onvoorzichtig2 ontoerekeningsvatbaar ⇒ niet aansprakelijk, niet verantwoordelijk♦voorbeelden:adj2) onbezonnen3) onschendbaar [politiek] -
6 blinder
blinder [blẽdee] -
7 exempt
exempt (de) [egzã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 vrij(gesteld) (van) ⇒ ontheven (van), bevrijd (van)2 zonder ⇒ verstoken (van), verschoond (van), gespeend (van)3 vrij (van) ⇒ immuun (voor), gevrijwaard (tegen)♦voorbeelden:un exempt • vrijgestelde -
8 immun
immun [iemũ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
immun — Adj std. (18. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus l. immūnis frei (von Abgaben), dienstfrei, unberührt, rein , zu l. mūnus Verrichtung, Aufgabe und negierendem l. in . Abstraktum: Immunität; Verb: immunisieren. Ebenso nndl. immuun, ne. immune, nfrz … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
