-
1 faire réciter sa leçon à qn.
faire réciter sa leçon à qn.————————faire réciter sa leçon à qn.Dictionnaire français-néerlandais > faire réciter sa leçon à qn.
-
2 leçon
leçon [ləsõ]〈v.〉1 les♦voorbeelden:des leçons particulières • privélessen, bijlessenréciter une, sa leçon • een, zijn les(je) opzeggen 〈 ook figuurlijk〉faire réciter sa leçon à qn. • iemand overhorenprendre des leçons avec qn. • les nemen bij iemanddégager, tirer la leçon de qc. • lering uit iets trekkenfaire la leçon à qn. • iemand de les lezenf1) les2) lering3) lezing, versie -
3 subir
subir [suubier]〈 werkwoord〉1 ondergaan ⇒ verduren, (ver)dragen♦voorbeelden:subir des dégâts • schade lijdenfaire subir la torture à qn. • iemand folterenfaire subir une interrogation à qn. • iemand overhorenv1) ondergaan, verduren2) dulden -
4 réciter
-
5 faire subir une interrogation à qn.
faire subir une interrogation à qn.Dictionnaire français-néerlandais > faire subir une interrogation à qn.
-
6 interroger
interroger [ẽterrozĵee]1 ondervragen ⇒ verhoren, in verhoor nemen2 vragen stellen aan ⇒ interviewen, overhoren, examineren3 onderzoeken ⇒ nader bestuderen, aandachtig bekijken♦voorbeelden:interroger sa mémoire • zijn geheugen raadplegeninterroger qn. du regard • iemand vragend aankijkeninterroger qn. sur la direction à prendre • bij iemand informeren welke weg men moet nemen♦voorbeelden:v1) ondervragen, verhoren2) examineren, overhoren3) onderzoeken -
7 abhören
abhören♦voorbeelden:3 jemanden, jemandem die Vokabeln abhören • iemand de woordjes overhoren, opvragen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский