-
1 certifier
certifier [sertiefjee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:v1) verklaren, verzekeren2) bevestigen3) waarborgen, waarmerken [juridisch] -
2 certifier qc. à qn.
certifier qc. à qn. -
3 assurer
assurer [aasuuree]3 waarborgen ⇒ veilig, zeker stellen, zorgen voor4 belast zijn met ⇒ de verantwoordelijkheid hebben voor, waarnemen♦voorbeelden:4 assurer une permanence • dag en nacht open zijn, de dienst waarnemenassurer son service • dienst doen, hebbenassurer une rente à qn. • iemand een jaargeld toekennen♦voorbeelden:s'assurer (de) qc. • zich van iets verzekeren, zich iets verschaffen1. v1) verzekeren (van, tegen)2) waarborgen, veilig/zeker stellen2. s'assurerv -
4 jurer
jurer [zĵuuree]2 vloeken♦voorbeelden:on ne jure plus que par lui • men zweert alleen nog maar bij hem2 jurer après, contre qn., qc. • iemand uitvloeken, iets vervloekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zweren ⇒ bezweren, met klem verzekeren♦voorbeelden:〈 informeel〉 ah, je vous jure! • dat is me toch wat!→ dieuv1) zweren2) vloeken
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский