-
1 huishoudelijk personeel
huishoudelijk personeel -
2 huishoudelijk
♦voorbeelden:voor huishoudelijk gebruik • à usage domestiquehuishoudelijk personeel • employés de maisonhuishoudelijke zaken • affaires courantes→ link=hulp hulp -
3 help
n. hulp; voordeel; hulp--------v. helpen; hulp bieden; genezen; maken; voordeel brengenhelp1[ help] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hulp ⇒ steun, bijstand2 help(st)er ⇒ dienstmeisje, werkster4 remedie♦voorbeelden:1 can we be of any help? • kunnen wij ergens mee helpen?fly to the help of • te hulp snellenit was not of much help to him • hij heeft er niet veel aan gehadhelp wanted • personeel/hulp gevraagd4 there is no help for it • er is niets aan/tegen te doen————————help2〈 werkwoord〉1 helpen ⇒ bijstaan, (onder)steunen, baten♦voorbeelden:help someone (to) clean/in cleaning • iemand helpen bij het schoonmakenhelp along/forward • vooruithelpen, bevorderenhelp someone off/on with his coat • iemand uit/in zijn jas helpen5 we could not help but smile • wij moesten wel glimlachen, of we wilden of nietI could not help myself • ik kon niet anders¶ he cannot help himself, that is the way he is • hij kan er niets aan doen, zo is hij nu eenmaal -
4 employé
〈m., v.〉1 bediende ⇒ beambte, werknemer♦voorbeelden:employé des chemins de fer • spoorwegbeambteemployés de maison • huishoudelijk personeelemployé des postes • postbeambtem (f - employée)beambte, werknemer -
5 employés de maison
employés de maison
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский