-
21 run out
run out♦voorbeelden:¶ run out on someone/something • iemand/iets in de steek latenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
22 see something out/through
see something out/throughiets tot het einde volhouden/doorzetten -
23 stand out
uitgaan, uitsteken; uitkomen, afsteken, zich aftekenen; zich onderscheidenstand out♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
24 stand/stay the pace
stand/stay the pacehet tempo aanhouden/volhouden -
25 stay the course
-
26 sweat it out
sweat it out(tot het einde) volhouden, stand houden; zweten -
27 see through
v. de zaak doorzetten, tot het eind toe volhouden
Страницы
- 1
- 2