-
1 toile
toile [twaal]〈v.〉1 (stuk) doek ⇒ weefsel, linnen♦voorbeelden:toile émeri • schuurlinnen, -doektoile à matelas • beddentijk〈 figuurlijk〉 toile de Pénélope • eindeloze zaak, penelopearbeidtoile de sauvetage • vangzeiltoile de tente • tentzeil, -doektoile à voile • zeildoek, canvastoile cirée • wasdoek, zeiltoile métallique • metaal-, kippengaastoile métisse • halflinnen2 fixer sur la toile • schilderen, op 't doek vastleggen4 navire chargé de toiles • schip met volle zeilen, met alle zeilen gehesenfaire de la toile • veel zeil bijzetten→ village1. f1) doek2) (spinnen)web3) zeil2. toilesf pl -
2 toile métisse
toile métisse
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский