-
1 denken
denken♦voorbeelden:〈 informeel〉 gedacht, getan • zo gezegd, zo gedaansolange ich denken kann • zo lang ik me kan herinneren〈 informeel〉 denkste! • dat had je gedacht!erst denken, dann handeln • bezint eer ge begint, eerst denken, dan doener denkt nur an seinen eigenen Vorteil • hij is alleen op eigen voordeel bedachtII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:ich hätte es mir denken können • ik had het kunnen wetendenke dich in meine Lage! • verplaats je eens in mijn situatie! -
2 Auge
Auge〈o.; Auges, Augen〉♦voorbeelden:sehenden Auges ins Unglück rennen • met open ogen zijn ongeluk tegemoet lopendie Augen abwenden • de blik afwenden〈 informeel〉 die Augen aufmachen, aufsperren, auftun • uit zijn ogen, doppen kijkenjemandem schöne Augen machen • met iemand (beginnen te) flirtendie Augen offen haben, halten • zijn ogen de kost gevendie Augen gingen ihm über • 〈 (a) formeel〉 zijn ogen schoten vol tranen; (b) daar stond hij van te kijkenwo hattest du denn deine Augen? • jij had je ogen zeker in je zak?〈 informeel〉 da bleibt kein Auge trocken • (a) iedereen begint te huilen; (b) iedereen lacht tranen • (c) niemand blijft daarvan verschoondjemandem etwas an den Augen ablesen • iets in iemands ogen lezenauf einem Auge blind sein • aan één oog blind zijnein Auge auf etwas, jemanden haben • (a) een oogje in het zeil houden; (b) een oogje op iets, iemand hebbenjemanden aus großen Augen ansehen • iemand met grote ogen aankijkengeh mir aus den Augen! • uit mijn ogen!er ist mir aus den Auge gekommen • ik heb hem uit het oog verlorenein Auge für etwas haben • oog voor iets hebbenetwas, jemanden im Auge behalten • iets, iemand in het oog houdenin jemandes Augen sinken, steigen • in iemands achting dalen, stijgendas fällt, springt (mir) ins Auge, in die Augen • dat springt in het oogder Gefahr ins Auge blicken, sehen • het gevaar onder ogen zienmit bloßem, nacktem Auge • met het blote oogmit einem lachenden und einem weinenden Auge • met een lach en een traanmit offenen Augen durch die Welt gehen • zijn ogen niet in zijn zak hebben〈 informeel〉 sich 〈 3e naamval〉 die Augen nach jemandem, etwas aus (dem Kopf) gucken, schauen • voortdurend op de uitkijk naar iemand, iets staanAuge um Auge, Zahn um Zahn • oog om oog en tand om tand(dunkle) Ringe um die Augen haben • kringen onder de ogen hebbenjemandem unter die Augen kommen, treten • iemand onder ogen komenes fällt mir wie Schuppen von den Augen • de schellen vallen mij van de ogenjemandem etwas vor Augen führen, halten, stellen • iemand iets onder het oog brengenich halte mir das vor Augen • ik houd dat voor ogenseine Figur schwebt, steht mir vor (den) Augen • zijn figuur staat mij voor de geest〈 informeel〉 er macht Augen wie ein gestochenes Kalb • hij staat met kalfsogen, schelvisogen te kijkendas Kind ist ihm wie aus den Augen geschnitten • het kind lijkt sprekend op hem〈 spreekwoord〉 aus den Augen, aus dem Sinn • uit het oog, uit het hart〈 spreekwoord〉 eine Krähe hackt der anderen die Augen nicht aus • twee kraaien pikken elkaar de ogen niet uit; kwade honden bijten elkaar niet -
3 als
5 omdat, aangezien, daar♦voorbeelden:seine Pflicht als Minister • zijn plicht als ministersich als falsch, wahr erweisen • verkeerd, waar blijken te zijndieser Spieler gilt als der beste der ganzen Mannschaft • deze speler geldt als de beste van de gehele ploegalles andere als schön • allesbehalve mooianders als • anders danein (eben) so kluger als netter Junge • een even verstandige als vriendelijke jongennichts (anderes) als • niets (anders) dan, niets behalvenichts weniger als schön • allesbehalve mooisowohl … als (auch) • zowel … als3 kaum hatte er ihn begrüßt, als seine Frau kam • nauwelijks had hij hem begroet, of zijn vrouw kwamals er in Amerika ankam, war er krank • toen hij in Amerika aankwam, was hij ziekals sie ihn sieht, (da) eilt sie zu ihm • op het moment dat, als ze hem ziet, snelt ze naar hem toe4 als ob ich das nicht gesehen hätte! • alsof ik dat niet had gezien!Sie sehen mich an, als wenn Sie mich kennten • u kijkt me aan, alsof u me kenter tat (so), als wäre, sei er glücklich • hij deed alsof hij gelukkig was5 umso mehr, als • te meer, omdatinsofern, insoweit (,) als wir etwas davon gehört haben • in zoverre, (voor) zover wij daarvan iets hebben gehoordso bald als möglich • zo vlug mogelijk -
4 denkste
-
5 geschehen
geschehen♦voorbeelden:gern geschehen! • graag gedaan!es war um ihn geschehen • (a) het was met hem gedaan, afgelopen; (b) hij had het erg, lelijk te pakken 〈 was verliefd geworden〉er wusste nicht, wie ihm geschah • hij wist niet wat (er) hem overkwam, hoe hij het hades geschieht dir nichts (Böses) • er zal jou niets gebeurenihm geschieht (ganz) recht • hij heeft, krijgt zijn verdiende loon -
6 Bier: Fehlanzeige
Bier: Fehlanzeige!bier: ho maar!, had je gedacht! -
7 Denken ist Glückssache
Denken ist Glückssache!dat had je gedacht! -
8 Erde
Erde〈v.; Erde, Erden〉♦voorbeelden:1 〈 religie〉 du bist Erde und sollst zu Erde werden • gij zijt stof, en tot stof zult gij wederkerenetwas aus der Erde stampfen • iets uit de grond stampen〈 informeel〉 jemanden unter die Erde bringen • (a) een nagel aan iemands doodskist zijn; (b) iemand onder de grond stoppenzu ebener Erde • op de begane grond -
9 Fehlanzeige
-
10 Frost
〈m.; Frost(e)s, Fröste〉♦voorbeelden: -
11 Gewissen
Gewissen〈o.; Gewissens, Gewissen〉♦voorbeelden:sein Gewissen regte sich, 〈 formeel〉ihm schlug das Gewissen • zijn geweten sprak, hij had een slecht gewetenetwas, jemanden auf dem Gewissen haben • iets, iemand op zijn geweten hebbenjemandem etwas aufs Gewissen binden • iemand iets op het hart drukkenjemandem ins Gewissen reden • op iemands gemoed werken, er bij iemand op hamerenmit gutem Gewissen • met een goed gewetenvor seinem Gewissen bestehen • met zijn geweten in het reine zijn -
12 Glied
〈o.; Glied(e)s, Glieder〉4 〈religie; formeel〉gelid, geslacht♦voorbeelden:1 du wirst dir noch die Glieder brechen! • jij zult nog eens je nek breken!kein Glied mehr rühren können • geen vin meer kunnen verroerenalle Glieder tun mir weh • al mijn botten doen pijnan allen Gliedern beben, zittern • over al zijn leden, over het hele lichaam bevendie Angst, der Schreck lag, saß, steckte mir noch in den, allen Gliedern • de schrik zat nog in mijn beneneine Krankheit saß, steckte mir in den Gliedern • ik had een ziekte onder de ledenmit gesunden Gliedern • gezond van lijf en leden -
13 Groschen
Groschen〈m.; Groschens, Groschen〉1 (Duits) tienpfennigstuk, 10 pfennig ⇒ Duits dubbeltje3 〈 Oostenrijk〉Oostenrijkse cent, een honderdste schilling♦voorbeelden:ein schöner, hübscher Groschen • een aardig centje, stuivertje〈informeel; schertsend〉 seine paar Groschen zusammenhalten • op de dubbeltjes letten, passendas ist keinen Groschen wert • dat is geen dubbeltje, cent waard¶ 〈 informeel〉 endlich ist bei ihm der Groschen gefallen! • eindelijk heeft hij het door, gesnapt, begrepen! -
14 Jux
-
15 Knopf
〈m.; Knopf(e)s, Knöpfe〉♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 das hättest du dir an den Knöpfen abzählen können • dat had je vooraf ook al kunnen weten〈 figuurlijk〉 Knöpfe auf den Augen, auf den Ohren haben • iets niet willen zien, horen -
16 Lippe
Lippe〈v.; Lippe, Lippen〉♦voorbeelden:1 〈informeel; figuurlijk〉 eine (dicke, große) Lippe riskieren • een grote bek, mond (durven) opzettenes lag, schwebte mir auf den Lippen • ik had het (woord) op mijn lippen, op de tongich brachte es nicht über die Lippen • ik kreeg het (woord) niet over mijn lippen -
17 Mauseloch
Mauseloch♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 ich hätte mich am liebsten in ein Mauseloch verkrochen • ik had het liefst door de grond willen zakken -
18 Promille
Promille〈o.; Promille(s), Promille〉♦voorbeelden: -
19 Pustekuchen
Pustekuchen〈m.〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:¶ (ja) Pustekuchen! • vergeet het maar!, dat had je gedacht! -
20 Schaden
Schaden〈m.; Schadens, Schäden〉2 schade, beschadiging ⇒ defect, gebrek♦voorbeelden:Schaden davontragen, erleiden • schade oplopen, lijden; nadeel ondervindenes soll dein Schaden nicht sein • het zal niet in je nadeel zijner nimmt Schaden an seiner Gesundheit • zijn gezondheid lijdt eronder, wordt erdoor geschaad〈 informeel〉 ab, fort, weg mit Schaden! • weg ermee!〈 formeel〉 zu Schaden kommen (bei) • verlies lijden (bij), nadeel ondervinden (van)〈 spreekwoord〉 wer den Schaden hat, braucht für den Spott nicht zu sorgen • wie de schade heeft, heeft de schande erbijzu Schaden kommen • letsel oplopen, gewond raken
См. также в других словарях:
Had — (h[a^]d), imp. & p. p. of {Have}. [OE. had, hafde, hefde, AS. h[ae]fde.] See {Have}. [1913 Webster] {Had as lief}, {Had rather}, {Had better}, {Had as soon}, etc., with a nominative and followed by the infinitive without to, are well established… … The Collaborative International Dictionary of English
had — [hæd] adjective be had informal to be tricked: • Skilled counterfeiting led stores to sell goods they thought were the real thing, only to find they d been had. * * * had UK US /hæd/ adjective INFORMAL ● be had Cf … Financial and business terms
Had — can have more than one meaning:* Had (linguistics), the present tense of are * Had, an alternative for Hadit, the Thelemic version of an Egyptian god * Had, an alternative for Tag (game), used primarily in London * Abbreviation for Hole… … Wikipedia
HAD — fue un cohete sonda australiano de dos etapas basado en los motores Gosling y LAPStar británicos. Se lanzaron 66 HAD en total, entre el 24 de abril de 1961 y el 1 de noviembre de 1966, básicamente en misiones de aeronomía. Especificaciones Apogeo … Wikipedia Español
Had — ist der Familienname folgender Personen: Marián Had (* 1982), slowakischer Fußballspieler HaD ist die Abkürzung für eine Periode der Hallstattzeit Diese Seite ist eine Begriffsklärung zur … Deutsch Wikipedia
Had — (Ras el H), Vorgebirg im Reiche Oman, an der Südostspitze von Arabien … Pierer's Universal-Lexikon
had — /had/, v. pt. and pp. of have. * * * … Universalium
Had — Have Have (h[a^]v), v. t. [imp. & p. p. {Had} (h[a^]d); p. pr. & vb. n. {Having}. Indic. present, I {have}, thou {hast}, he {has}; we, ye, they {have}.] [OE. haven, habben, AS. habben (imperf. h[ae]fde, p. p. geh[ae]fd); akin to OS. hebbian, D.… … The Collaborative International Dictionary of English
HAD — Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. HAD est un sigle pouvant désigner : Hospitalisation à domicile Une abréviation pour le Hadley Centre for Climate Prediction and Research. Had est un… … Wikipédia en Français
had — verb /hæd/ a) Used to form the pluperfect tense, expressing a completed action in the past (+ past participle). About thirty years ago, Miss Maria Ward of Huntingdon, with only seven thousand pounds, had the good luck to captivate Sir Thomas… … Wiktionary
Had gadya — Had gadia Un chevreau Had gadia (en araméen: חַד גַדְיָה Had gadia, « un petit chevreau ») est une chanson juive écrite dans un araméen entrecoupé d hébreu. C est la dernière chanson du séder de pessa h avant le chant final L shana Ha… … Wikipédia en Français