-
21 канал
ngener. (телевидения) zender, doorvaart, gracht, kanaal, vaart, diep, tocht, wetering -
22 ров
ngener. sloot, gracht -
23 улица вдоль канала
ngener. gracht -
24 flikkeren
1 [algemeen] scintiller2 [vallen] se foutre (par terre)♦voorbeelden:zijn ogen flikkeren • ses yeux étincellentde zon flikkert op het water • le soleil scintille sur l'eauvan de trap flikkeren • se casser la gueule dans l'escalierII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [laten vallen] foutre♦voorbeelden:1 de buren hebben hun afval in de gracht geflikkerd • les voisins ont foutu leurs ordures dans le canal -
25 hieromheen
♦voorbeelden: -
26 omlopen
1 [om iets heen lopen] faire le tour de2 [rondlopen] faire un (petit) tour3 [via een omweg lopen] faire un détour4 [om iets heen gaan] entourer♦voorbeelden:3 wat hebben we een eind omgelopen! • on a fait un bon détour! -
27 op
op1I 〈 bijwoord〉1 [omhoog] en haut♦voorbeelden:1 tegen iemand op kunnen • valoir qn.ik moet op • il faut que je me lèvede straat op en neer lopen • aller et venir dans la ruehet gaat met hem op en neer • il a des hauts et des baszit het er weer op? • alors, ça y est?II 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [m.b.t. een toestand] fini♦voorbeelden:het geld is op • il n'y a plus d'argentdie jas is op • ce manteau est uséde soep op maken • finir le potage————————op2〈 voorzetsel〉1 [algemeen] sur2 [m.b.t. een tijdstip; ook m.b.t. de wijze waarop] à3 [tegen] contre♦voorbeelden:op een eiland • dans une îlehij woont op een gracht • il habite sur un des canauxop de grond • par terreop zijn kamer • dans sa chambreop kantoor • au bureauop de motor • à, en motoop het platteland • à la campagneop school • à l'écoleop straat • dans la rueop de trap • dans l'escalierop de eerste verdieping • au premier (étage)op zee • en merde auto loopt 1 op 8 • la voiture fait du 12, 5 aux centéén op de duizend • un sur mille→ link=geluk gelukop elektriciteit lopen • marcher à l'électricitéop een maandag • un lundiop die manier • de cette façonop mijn wandeling • pendant ma promenadeop zijn Frans • à la françaisetot op • jusqu'à -
28 aan
aan11 [zich aan het lichaam bevindend] on3 [in werking, brandend] on4 [aan de gang] on♦voorbeelden:daar is niets aan • 〈 gemakkelijk〉 there's nothing to it; (it's a) piece of cake; 〈 saai〉 it's a waste of time; 〈 niet stuk〉 there's nothing the matter with itII 〈 bijwoord〉1 [na plaatsaanduidend bijwoord] 〈 vaak onvertaald, zie voorbeelden〉2 [in samengestelde werkwoord] 〈 vaak onvertaald, zie voorbeelden〉3 [op genoemde wijze] 〈 vaak onvertaald, zie voorbeelden〉♦voorbeelden:daar zijn we nog niet aan toe • we haven't got that far yet2 stel je niet zo aan! • stop carrying on like that!3 rustig aan! • calm down!, take it easy!¶ er goed/beroerd aan toe zijn • be (doing) well, be in a bad wayvan nu af aan • from now onvan voren af aan • from the beginningvan jongs af aan • from childhoodjij kunt ervan op aan dat … • you can count on it that …————————aan2〈 voorzetsel〉1 [met betrekking tot een fysieke verbondenheid] on ⇒ at, by2 [met betrekking tot een figuurlijk verbondenheid] by, with3 [bij werkwoord die een beweging aanduiden] to4 [tengevolge van] of, from5 [wat betreft] of6 [in de macht van] up to♦voorbeelden:aan een krant werken • work on a newspaperKoen stond aan het raam • Koen stood at the windowaan zee/de kust/een gracht wonen • live by the sea/on the coast/on a canaldoen aan • do, go in fortwee aan twee • two by twohij geeft les aan de universiteit • he lectures at the universityer is geen beginnen aan • that's impossibleaan wal gaan • go ashoreaan het werk gaan aan iets • go to work on somethinghoe kom je aan dat spul? • how did you get hold of that stuff?6 het is aan mij ervoor te zorgen dat … • it's up to me to see that …hij heeft het aan zijn hart • he's got heart troublehij is aan het joggen • he's out jogginghij is aan het strijken • he's (busy) ironingze zijn aan vakantie toe • they could do with a holiday -
29 dempen
1 [dichtgooien] fill (up/in) ⇒ close/stop (up)2 [temperen] subdue, tone down 〈 kleuren〉; muffle, deaden 〈 geluid〉; dim, shade 〈 licht〉; cushion, buff 〈 schok〉3 [bedwingen] quell, suppress ⇒ subdue♦voorbeelden:1 een sloot/gracht dempen • fill in a ditch/canal2 gedempt licht • subdued/dimmed/soft lightmet gedempte stem • in a low voice3 een oproer dempen • quell/crush a rebellion -
30 flikkeren
♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
31 gedempt
-
32 hieromheen
♦voorbeelden: -
33 vest
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Gracht — in Amsterdam Gracht in Brugge … Deutsch Wikipedia
Gracht — die; , en <aus gleichbed. niederl. gracht zu mhd., ahd. graft »(Wasser)graben«> Wassergraben, Kanal innerhalb einer Stadt in Holland … Das große Fremdwörterbuch
Gracht — »Wassergraben; Kanal‹straße›«: Das im 18. Jh. aus dem Niederl. entlehnte Wort ist eine Bildung zu dem unter ↑ graben behandelten Verb. Niederl. gracht entspricht dem heute veralteten hochd. Graft »Graben; Wassergraben; Kanal« (mhd., ahd. graft).… … Das Herkunftswörterbuch
Gracht — (holl.), in Holland so v.w. Kanal … Pierer's Universal-Lexikon
Gracht — (holländ.), Kanal, Zweigkanal … Kleines Konversations-Lexikon
Gracht — Gracht, in Holland soviel wie Kanal … Herders Conversations-Lexikon
Gracht — Sf Kanalstraße per. Wortschatz fremd. Erkennbar fremd (18. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus dem Niederländischen, in erster Linie, um niederländische Verhältnisse zu bezeichnen. Das Wort gehört zu graben mit niederdeutsch niederländischem Wechsel… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Gracht — Grạcht 〈f. 20; in ndrl. Städten〉 schiffbarer Kanal [ndrl.; → graben] * * * Grạcht, die; , en [niederl. gracht, eigtl. = Graben]: schiffbarer Kanal in niederländischen Städten: die en von Amsterdam. * * * Grạcht, Kanal (innerhalb einer Stadt) … Universal-Lexikon
Gracht- u. Engelgruppe — Gracht u. Engelgruppe, Inseln zu Polynesien gehörig, so v.w. Bonininseln c) … Pierer's Universal-Lexikon
Gracht — canal Flamand … Glossaire des noms topographiques en France
Gracht — Grạcht , die; , en <niederländisch> (Kanal[straße] in niederländischen Städten) … Die deutsche Rechtschreibung