-
1 פּלעטן
pletn 1 [geplét]разыграть в лотерее--------pletn 2 [geplét]размозжить голову -
2 squash
n. kneuzing, vermorzeling; kwast (limonade); pompoen; (in sport:) squash--------v. geplet worden; dringen, zich persen; pletten, platdrukkensquash1[ skwosj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.3 ook squash〉4 pulp————————squash2♦voorbeelden:2 can I squash in next to you? • kan ik me nog naast u wringen?squash up • zich opeendringenII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 wringen♦voorbeelden:4 squash in • erin/erbij persensquash up • samenduwen -
3 beaten
adj. slaan; smeden; verslaan, overwinnen[ bie:tn]♦voorbeelden: -
4 laminate
adj. geplet, gelamineerd--------v. pletten; laminerenlaminate1[ læminneet,læminnət] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 laminaat ⇒ gelaagd/plaatvormig product————————laminate2[ læminneet] 〈 werkwoord〉1 in dunne lagen/platen splijten2 lamineren ⇒ tot dunne platen pletten/walsen 〈 metaal〉; bedekken met (metalen) platen, beplaten; laagsgewijs vervaardigen♦voorbeelden:2 laminated wood • tri/multiplex -
5 malleation
n. Geplet (van metaal) -
6 geslagen
1 [slaag gehad hebbend] beaten♦voorbeelden: -
7 Silberblech
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский