-
1 espèce
espèce [espes]〈v.〉1 soort ⇒ aard, slag♦voorbeelden:ça n'a aucune espèce d'importance • dat heeft geen enkel belangune espèce d'uniforme • een soortement uniformun menteur de la plus belle espèce • een leugenaar van het ergste soortl'espèce humaine • de mensheidun voyou de son espèce • een boef van hetzelfde slag als hijespèce d' idiot • stomme idiootde la même espèce • gelijksoortig3 communier sous les deux espèces • onder beide gedaanten, met brood en wijn communicerenpayer en espèces • contant betalen1. f1) soort, slag2) casus, geval2. espècesf pl1) gedaante2) contant geld -
2 similaire
-
3 uniforme
uniforme1 [uunieform]〈m.〉1 uniform♦voorbeelden:1 en grand uniforme • in ceremonieel, groot tenuequitter l'uniforme • de krijgsdienst verlatenêtre sous l'uniforme • onder de wapenen zijn————————uniforme2 [uunieform]1 uniform ⇒ eenvormig, eentonig2 gelijk(soortig) ⇒ identiek, gelijkvormig3 gelijkmatig ⇒ onveranderlijk, eenparig1. muniform, dienstkleding2. adj1) eenvormig3) gelijkmatig, onveranderlijk -
4 analogue
analogue (à) [aanaalog]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 analoog (met) ⇒ gelijksoortig, overeenkomstig♦voorbeelden:1 〈 zelfstandig〉 ce terme n'a point d' analogue en français • hiervoor bestaat in het Frans geen analoge term -
5 de la même espèce
de la même espèce
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский