-
1 gelid
adj. (ijs)koud; gestold -
2 gelid
fila, kareda, turno -
3 шеренга
gelid -
4 array
n. vertoning; opstelling; kleding; (in computers) rangschikking van gegevensverzameling; gestructureerde bundeling van gegevens--------v. regelen, redigeren, ordenen; aankledenarray1[ əree] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 serie ⇒ collectie, reeks2 gelid ⇒ marsorde, slagorde♦voorbeelden:————————array2〈 werkwoord〉1 (in slagorde) opstellen ⇒ verzamelen, (in het gelid) scharen/schikken2 (op)tooien ⇒ (op)smukken, uitdossen -
5 rank
adj. geil, grof--------n. rang, stand; rij; kolom--------v. indelen naar rang; graderenrank1[ rængk]1 rij ⇒ lijn, reeks♦voorbeelden:2 the rank and file • de manschappen 〈 met inbegrip van de onderofficieren〉; 〈 figuurlijk〉 de gewone manjoin the ranks of the unemployed • zich voegen bij het leger van werklozenthe lieutenant was reduced to the ranks • de luitenant werd tot gewoon soldaat gedegradeerdhe had risen from the ranks through study • door studie had hij zich opgewerkt♦voorbeelden:raised to the rank of major • tot (de rang van) majoor bevorderda playwright of the first rank • een van de allerbeste toneelschrijvers————————rank2〈 rankness〉3 stinkend ⇒ sterk (riekend), scherp (smakend)4 stuitend ⇒ smerig, grof♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 absoluut ⇒ onmiskenbaar, duidelijk♦voorbeelden:rank injustice • schreeuwende onrechtvaardigheidrank nonsense • kklare onzin————————rank33 〈 juridisch, economie〉 bevoorrecht zijn 〈 van schuldeiser〉 ⇒ in aanmerking komen voor, aanspraak maken op♦voorbeelden:rank as • gelden als3 I hope that my shares will rank for the next dividend • ik hoop dat mijn aandelen voor de volgende dividenduitkering in aanmerking komenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 plaatsen ⇒ neerzetten, rangschikken♦voorbeelden: -
6 rang
rang [rã]〈m.〉1 rij3 plaats ⇒ rang, volgorde4 rang ⇒ stand, stelling♦voorbeelden:grossir les rangs des mécontents • zich voegen bij het leger ontevredenenserrer le(s) rang(s) • de gelederen sluitenêtre au rang de ses amis • tot zijn vrienden behorenmettre au rang de • rekenen totadmettre qn. dans ses rangs • iemand in zijn midden opnemenen rang d'oignons • in een rijen rangs serrés • in gesloten gelederenprendre rang parmi • zijn plaats innemen te midden vanêtre, se mettre sur les rangs • meedingen, solliciterenrentrer dans le rang • weer gewoon soldaat, ambteloos burger wordenservir dans le rang • als gewoon soldaat dienenen rang, par rang d'ancienneté • naar anciënniteitavoir rang avant, après qn. • hogere, lagere rang hebben dan iemandêtre du même rang • dezelfde waarde hebbenm1) rij2) gelid [leger]3) plaats, volgorde4) rang, stand -
7 Glied
〈o.; Glied(e)s, Glieder〉4 〈religie; formeel〉gelid, geslacht♦voorbeelden:1 du wirst dir noch die Glieder brechen! • jij zult nog eens je nek breken!kein Glied mehr rühren können • geen vin meer kunnen verroerenalle Glieder tun mir weh • al mijn botten doen pijnan allen Gliedern beben, zittern • over al zijn leden, over het hele lichaam bevendie Angst, der Schreck lag, saß, steckte mir noch in den, allen Gliedern • de schrik zat nog in mijn beneneine Krankheit saß, steckte mir in den Gliedern • ik had een ziekte onder de ledenmit gesunden Gliedern • gezond van lijf en leden -
8 строиться
zich opstellen, zich in het gelid scharen -
9 выстраивать в линию
vgener. in het gelid opstellenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > выстраивать в линию
-
10 выстраиваться
vgener. zich in het gelid opstellen, zich scharen -
11 выходить из строя
vgener. uitvallen, uit het gelid tredenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > выходить из строя
-
12 не в ногу
prepos.gener. vrij in 't gelid -
13 он вывихнул себе руку
prongener. z' arm is uit het gelidRussisch-Nederlands Universal Dictionary > он вывихнул себе руку
-
14 построиться
vgener. zich in het gelid opstellen -
15 ряд
n1) gener. waaier, aaneenschakeling, reeks, rij, ris, rist, slier, keten, serie2) milit. gelid, rot -
16 рядовой состав
-
17 рядовые члены
ngener. gelid (организации) -
18 ряды
ngener. gelid -
19 сочленение
-
20 ставить в ряд
vgener. rijen, in de rij zetten, in het gelid opstellen
См. также в других словарях:
Gelid — Gel id (j[e^]l [i^]d), a. [L. gelidus, fr. gelu frost, cold. See {Cold}, and cf. {Congeal}, {Gelatin}, {Jelly}.] Cold; very cold; frozen. Gelid founts. Thompson. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Gelīd — (v. lat.), eiskalt; daher Gelidĭtät, eisige Kälte … Pierer's Universal-Lexikon
Gelid — Gelid, lat. gelidus, kalt; eisig … Herders Conversations-Lexikon
gelid — c.1600, from L. gelidus “icy cold,” from gelum “frost, intense cold” (see COLD (Cf. cold) (adj.)) … Etymology dictionary
gelid — icy, frigid, freezing, frosty, *cold, glacial, arctic, cool, chilly … New Dictionary of Synonyms
gelid — [jel′id] adj. [L gelidus < gelu, frost: see GELATIN] extremely cold; frozen gelidity [jē lid′ə tē] n … English World dictionary
gelid — adjective Etymology: Latin gelidus, from gelu frost, cold more at cold Date: 1599 extremely cold ; icy < gelid water > < a man of gelid reserve New Yorker > • gelidity noun • gelidly adve … New Collegiate Dictionary
gelid — adjective /ˈdʒɛl.ɪd/ Very cold; icy or frosty. A man of gelid reserve. See Also: gel, gelatin … Wiktionary
gelid — gelidity /jeuh lid i tee/, gelidness, n. gelidly, adv. /jel id/, adj. very cold; icy. [1600 10; < L gelidus icy cold, equiv. to gel(um) frost, cold + idus ID4] * * * … Universalium
gelid — Synonyms and related words: Siberian, algid, arctic, below zero, biting, bitter, bitterly cold, blast frozen, bleak, boreal, brisk, brumal, chill, chilly, cold, cold as charity, cold as death, cold as ice, cold as marble, congealed, cool, crisp,… … Moby Thesaurus
gèlid — gè|lid Mot Pla Adjectiu variable … Diccionari Català-Català