-
1 permit
n. rijbewijs, bewijs; permissie, vergunning--------v. mogelijk maken; toestaan; tolererenpermit1[ pə:mit] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 (schriftelijke) vergunning ⇒ toestemming, machtiging————————permit2[ pəmit] 〈werkwoord; permitted〉1 toestaan ⇒ toelaten, veroorloven♦voorbeelden:weather permitting • als het weer het toelaatcircumstances do not permit of any delay • de omstandigheden laten geen uitstel toe -
2 transire
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский