-
1 gauwigheid
-
2 gauwigheid
♦voorbeelden: -
3 gauwigheid
спешка; поспешность; проворство; скорость; быстрота; живость; подвижность; ловкость; сообразительность; находчивость; походя; в спешке; наспех, на скорую руку* * *сущ.общ. быстрота, сообразительность, спешка, живость, ловкость, находчивость, подвижность, поспешность, проворство, скорость -
4 gauwigheid
n. hurriedness, hurried state, quality of being rushed -
5 in de gauwigheid
in de gauwigheid -
6 in de gauwigheid vergat hij haar te feliciteren
in de gauwigheid vergat hij haar te feliciterenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in de gauwigheid vergat hij haar te feliciteren
-
7 in de gauwigheid
прил.общ. в спешке, второпях, на скорую руку, наспех, поспешно -
8 быстрота
ngener. gauwheid, gauwigheid, promptheid (обслуживания, уплаты и т.п.), gauwte, gezwindheid, radheid, snelheid -
9 в спешке
prepos.gener. ijlings, in de gauwigheid, inderhaast, metterhaast -
10 второпях
advgener. allerijl, ijlings, in aller ijl, in de gauwigheid -
11 живость
n1) gener. bedrijvigheid, leven, dartelheid, gauwheid, gauwigheid, levendigheid, tierigheid2) liter. beweeglijkheid -
12 ловкость
ngener. gevatheid, kranigheid, bedrevenheid, behendigheid, flinkheid, gauwheid, gauwigheid, geroutineerdheid, handigheid, handvaardigheid, kunst, kunstvaardigheid, lichtheid, slag -
13 на скорую руку
prepos.gener. in de gauwigheid -
14 наспех
advgener. allerijl, in de gauwigheid, in haast, inderhaast, overhaast -
15 находчивость
ngener. inventiviteit, gevatheid, behendigheid, gauwheid, gauwigheid, snedigheid -
16 подвижность
ngener. bedrijvigheid, beweegbaarheid, beweeglijkheid, gauwheid, gauwigheid, mobiliteit -
17 поспешно
advgener. gezwind, in de gauwigheid, in de gauwte, in vliegende haast, met een vaartje, met spoed, met zevenmijlslaarzen, vliegens, vliegensvlug -
18 поспешность
ngener. drift, spoed, haast, ijl, gauwigheid, gehaast -
19 проворство
ngener. lichtheid, vaardigheid, gauwheid, gauwigheid, gezwindheid, levendigheid, radheid -
20 скорость
- 1
- 2