-
1 binge
n. fuif, braspartij♦voorbeelden:go on the binge • fuiven, gaan stappen -
2 go on the binge
go on the bingefuiven, gaan stappen -
3 junket
n. bep. dessert van gestriemde melk; snoepreisje; feest, fuif--------v. een snoepreisje maken; feesten, fuiven[ dzjungkit] -
4 make whoopee
keet/pret maken, fuiven, feestvieren, aan de zwier gaan, uitbundig feestenkeet/pret maken, aan de zwier gaan -
5 treat
n. traktatie, feest, plezier--------v. behandelen, zich bezighouden met; verwerken; een behandeling geven; betalen voor, trakteren ("laten we een pauze houden, ik zal je op lunch trakteren")treat1[ trie:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 traktatie ⇒ (feestelijk) onthaal, feest, plezier♦voorbeelden:————————treat21 trakteren ⇒ fuiven, uitpakken♦voorbeelden:¶ treat of • behandelen, handelen overII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский