-
1 man about town
fuifnummer (iemand die veel fuift), man v.d. wereld, playboyman van de wereld, playboy -
2 bambocheur
bambocheur [bãbosĵur],bambocheuse [bãbosĵeuz]〈m., v.〉 〈 informeel〉1 pierewaaier ⇒ losbol, fuifnummerm (f - bambocheuse) -
3 fêtard
-
4 кутила
n1) gener. sjouwer, bambocheur (гуляка), boemelaar, brasser, feestnummer, flierefluiter, fuiver, kroegloper, lichtmis, pierewaaier, slampamper, slemper, zwabber, zwierbol2) colloq. fuifnummer3) fr. bon-vivant -
5 swinger
n. fuifnummer; swingmusicus -
6 noceur
noceur [nossur],noceuse [nosseuz]〈m., v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉 〈 informeel〉1 boemelaar(ster) ⇒ losbol, fuifnummer♦voorbeelden: -
7 viveur
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский