-
1 flinkheid
-
2 flinkheid
-
3 flinkheid
крепость; прочность; основательность; солидность; смелость; отвага; сила; энергия; дельность; способность; ловкость; бодрость, моложавость; молодцеватость; лихость; энергичность; решительность* * *сущ.общ. дельность, крепость, смелость, ловкость, основательность, отвага, прочность, сила, солидность, способность, энергия -
4 flinkheid
n. stoutness, portliness, sturdiness; bravery, courage -
5 дельность
ngener. bondigheid, flinkheid, kranigheid -
6 крепость
n1) gener. flinkheid, kloekheid, koppigheid (âèíà), krasheid, vastheid, benteng, benting, citadel, duurzaamheid, een vaste plaats, forsheid, gehardheid, gespierdheid (тж. перен.), hardheid, hechtheid, sterkte, stevigheid, vest, vesting2) colloq. fut (напитков)3) milit. versterking -
7 ловкость
ngener. gevatheid, kranigheid, bedrevenheid, behendigheid, flinkheid, gauwheid, gauwigheid, geroutineerdheid, handigheid, handvaardigheid, kunst, kunstvaardigheid, lichtheid, slag -
8 основательность
ngener. bondigheid, flinkheid -
9 отвага
ngener. courage, durf, flinkheid, koenheid, manhaftigheid, moed, vermetelheid -
10 прочность
n1) gener. kloekheid, sterkte, bestendigheid, bondigheid, consistentie, duurzaamheid, flinkheid, forsheid, gaafheid, hechtheid, soliditeit, stevigheid, vastheid2) eng. taaiheid -
11 сила
ngener. geweld, geweldigheid, macht, sterkte, vermogen, energie, flinkheid, forsheid, geldigheid (договора, закона), gespierdheid, intensiteit, klem, kloekheid, kracht, nadruk, potentie -
12 смелость
ngener. flinkheid, kloekheid, parmantigheid, courage, durf, gewaagdheid, kloekhartigheid, koenheid, manhaftigheid, manmoedigheid, moed, onversaagdheid (дерзание, мужество) -
13 солидность
ngener. soliditeit, flinkheid, hechtheid, kloekheid, lijvigheid -
14 способность
n1) gener. vermogen, bekwaamheid, capaciteit, kapaciteit, machtigheld, flinkheid, gaaf, gave, geschiktheid, knapheid, kunst2) politics. copaciteit -
15 энергия
n1) gener. energie, flinkheid, intensiteit, levenskracht, macht2) colloq. fut3) eng. arbeidsvermogen -
16 vaillance
-
17 дельность
ngener. bondigheid, flinkheid, kranigheid -
18 крепость
n1) gener. flinkheid, kloekheid, koppigheid (âèíà), krasheid, vastheid, benteng, benting, citadel, duurzaamheid, een vaste plaats, forsheid, gehardheid, gespierdheid (тж. перен.), hardheid, hechtheid, sterkte, stevigheid, vest, vesting2) colloq. fut (напитков)3) milit. versterking -
19 ловкость
ngener. gevatheid, kranigheid, bedrevenheid, behendigheid, flinkheid, gauwheid, gauwigheid, geroutineerdheid, handigheid, handvaardigheid, kunst, kunstvaardigheid, lichtheid, slag -
20 основательность
ngener. bondigheid, flinkheid
Страницы
- 1
- 2