-
1 figuration
figuration [fieguuraasjõ]〈v.〉♦voorbeelden: -
2 faire de la figuration
faire de la figuration -
3 figurer
figurer [fieguuree]1 voorkomen ⇒ vermeld worden2 figureren ⇒ figurant zijn, optreden (in)♦voorbeelden:1 faire figurer • doen voorkomenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 afbeelden ⇒ voorstellen, beschrijven♦voorbeelden:〈 gebiedende wijs〉 figurez-vous qu' il n'a plus jamais donné signe de vie • hij heeft nota bene nooit meer iets van zich laten horen
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский