-
21 deugd
♦voorbeelden:¶ lieve deugd! • juste ciel!frisse lucht doet me deugd • l'air frais me fait du bienhet doet me deugd dit te horen • ça me fait plaisir d'entendre ça -
22 doe je mond dan open!
doe je mond dan open!mais il faut te faire entendre! -
23 door de wekker heen slapen
door de wekker heen slapen -
24 doorklinken
doorklinken♦voorbeelden:de berusting die uit die woorden doorklinkt • la résignation qui se dégage de ces mots -
25 doorschemeren
1 percer♦voorbeelden:1 hij liet doorschemeren dat hij trouwplannen had • il laissa entendre qu'il avait des projets de mariage -
26 een getuigenverhoor afnemen
een getuigenverhoor afnemen -
27 een nieuw geluid laten horen
een nieuw geluid laten horen -
28 eens
I 〈 bijwoord〉1 [eenmaal; een keer] une fois2 [nog eenmaal] deux fois3 [ter versterking] 〈 blijft onvertaald〉♦voorbeelden:1 kom eens aanlopen! • passe me voir!er was eens • il était une foisvoor eens en al(tijd) • une fois pour toutesals hij maar eens werkte • si seulement il travaillaitnog eens • encoredat is eens en nooit weer • c'est la première et la dernière foismeer dan eens • plus d'une foiseens te meer • une fois de plus3 kom eens hier! • approche un peu!je zult eens zien wat er gebeurt • tu verras ce qui va se passerdat zou best eens kunnen • cela se pourrait bienniet eens tijd hebben om … • n'avoir même pas le temps de …dat is nog eens een mooie vrouw! • en voilà une belle femme!nu eens …, dan weer … • tantôt …, tantôt …dat gebeurt wel eens • ça arrive parfoishij gaat wel eens naar de bioscoop • il lui arrive d'aller au cinémaII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [van dezelfde mening] d'accord♦voorbeelden:zij kunnen het maar niet eens worden • ils n'arrivent pas à s'entendrehet met iemand over de prijs eens worden • convenir du prix avec qn.het erover eens zijn, dat … • avoir convenu de … 〈+ onbepaalde wijs〉het volkomen met elkaar eens zijn • être entièrement d'accordveel mensen zijn het met ons eens • beaucoup sont de notre avishet met iemand eens zijn over iets • être d'accord avec qn. sur qc. -
29 ergens geen kwaad in zien
ergens geen kwaad in zienne pas entendre malice à qc. -
30 gebrom
♦voorbeelden: -
31 gehoorsafstand
♦voorbeelden:hij is al buiten gehoorsafstand • il ne peut plus nous entendre -
32 geluid
♦voorbeelden:verdachte geluiden • bruits suspectseen zacht geluid • un bruit douxhet geluid (van een radio) zachter zetten • baisser le son d'un postede sneeuw dempte het geluid van zijn voetstappen • la neige feutrait ses pasgeluid geven • produire un soneen geluid voortbrengen • émettre un soner zit in die viool een mooi geluid • ce violon a une bonne sonorité -
33 genoeg
1 assez♦voorbeelden:diplomatiek genoeg zijn om • être assez diplomate pourben ik duidelijk genoeg geweest? • ai-je été assez clair?ik weet niet of ik duidelijk genoeg ben • je ne sais pas si je me fais bien entendreerg genoeg • par malheurniet mooi genoeg zijn • n'être pas assez beauoud genoeg zijn om • être en âge demen kan niet voorzichtig genoeg zijn • on ne saurait être trop prudentvreemd genoeg • chose curieusegenoeg gepraat • assez causédaaraan heb ik genoeg • cela me suffitergens genoeg van hebben • en avoir assezhij heeft genoeg om van te leven • il a de quoi vivregenoeg van iemand krijgen • commencer à en avoir assez de qn.genoeg krijgen van lezen • se lasser de lireer wordt al genoeg gekletst • on jase déjà assez comme çadat zegt genoeg • cela en dit assezaan zichzelf genoeg hebben • se suffire à soi-mêmegenoeg hierover • c'en est assezik heb lang genoeg gewacht • j'ai attendu assez (longtemps)twee is genoeg • c'est assez de deux(het is) genoeg! • ça suffit!dat is meer dan genoeg • c'est plus qu'il n'en fautzo is het wel genoeg • ça suffit (comme ça)meer dan genoeg geld hebben (om) • avoir de l'argent de reste (pour)ik heb er meer dan genoeg van • j'en ai plus qu'assezzo is het wel genoeg • ça suffiter meer dan genoeg van hebben ↓ en avoir ras le bol -
34 getuigen verhoren
getuigen verhoren -
35 getuigenverhoor
♦voorbeelden: -
36 goed overeenkomen met iemand
goed overeenkomen met iemands'entendre avec qn. -
37 hebben
1 [algemeen] avoir2 [verdragen] supporter♦voorbeelden:gelijk hebben • avoir raisonmag ik dat potlood even van je hebben? • je peux t'emprunter ton crayon une seconde?〈 zelfstandig〉 iemands hele hebben en houden • toutes les possessions de qn.(het) met iemand te doen hebben • plaindre qn.dagelijks met iemand te doen hebben • avoir journellement affaire à qn.je hebt alleen maar te doen wat ik zeg • tu n'as qu'à faire ce que je te disgeen klagen hebben • ne pas avoir à se plaindremag ik dat hebben? • je peux l'avoir?iets moeten hebben • vouloir absolument qc.van wie heb je dat? • qui t'a dit ça?hoe laat heb je het? • quelle heure as-tu?hoe heb ik het nu, hoe hebben we het nu met elkaar? • que faut-il penser de tout cela?het druk hebben • être très occupéwij hebben het goed met elkaar • nous nous entendons bienhoe heb ik het nu met je? • qu'est-ce que tu me fais là?ik heb het niet uit mijzelf • je ne l'ai pas inventéhebt u nog iets? • d'autres questions?het heeft er veel van dat … • tout porte à croire que … 〈+ aantonende wijs〉men weet niet wat men aan hem heeft • on ne sait jamais à quoi s'en tenir sur son compteiets bij zich hebben • avoir qc. sur soihet in zijn rug hebben • souffrir du doszij hebben iets met elkaar • ils ont une liaisoniets vrolijks over zich hebben • avoir l'air joyeuxiemand tot man hebben • avoir qn. pour marivan wie heeft hij dat? • de qui tient-il cela?veel van iemand hebben • tenir beaucoup de qn.zij heeft het niet van een vreemde • elle a de qui tenirhij heeft er niets op tegen • il n'a rien contreeen klap van heb ik jou daar • une gifle magistrale2 hij kan niet veel hebben • 〈m.b.t. drank〉 il ne supporte guère l'alcool; 〈 vlug overstuur〉 il panique très viteiets kunnen hebben • pouvoir supporter qc.iets niet willen hebben • ne pas vouloir de qc.〈 pejoratief〉 wat moet je (van me) hebben? • qu'est-ce que tu me veux?ik moet er niets van hebben • 〈 niets mee te maken〉 je ne veux pas en entendre parler; 〈 houd er niet van〉 très peu pour moi, mercimoet je net Freek hebben • et c'est à Freek que tu demandes ça?; 〈 dat is dé man〉 oh! alors Freek, c'est l'homme qu'il (te, nous) fautwaar wil je me hebben? • où veux-tu que je me mette?nu kom je waar ik je hebben wil • maintenant tu vois où je veux en venirwat had u gehad willen hebben? • vous désirez?iets zus of zo (gedaan) willen hebben • vouloir (qu'on fasse) qc. de telle ou telle façonwe zullen hem hebben • on l'auradan heb je dat • voilà, c'est ce qui arrivedaar zullen we (zul je) het hebben • il va y avoir du pétarddaar hebben we het (gedonder) • ça y est, voilà les emmerdements qui (re)commencentdaar heb je het al • nous y voilàje hebt ook groene druiven • il y a aussi des raisins verts〈 in opsommingen〉 daar heb je … • (alors) voilà …ik heb niets aan die prullen • cette camelote ne me sert à rienwat zullen we nu hebben • allons bon, quoi encore?daar heb je hem lelijk mee • là tu le tiens biendat heb je ervan • on pouvait s'y attendrede hoeveelste hebben we? • on est le combien aujourd'hui?liever hebben • aimer mieuxhij had het niet meer • il n'en pouvait pluswel heb ik ooit! • a-t-on jamais (vu)!heb je ooit van je leven! • a-t-on jamais vu de la vie!ik heb het niet op hem • je ne l'aime pasik zal het er met hem over hebben • je lui en parleraiik heb het tegen jou • c'est à toi que je parlehem om hebben • être bourré→ link=god godII 〈 hulpwerkwoord〉1 [ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoorden] avoir ⇒ 〈 met wederkerend werkwoord, sommige werkwoorden die een beweging uitdrukken〉 être♦voorbeelden:gelachen dat we hebben! • qu'est-ce qu'on a ri!hij heeft het weggegeven • il l'a donné -
38 het doet me deugd dit te horen
het doet me deugd dit te horen -
39 het is prettig te horen dat …
het is prettig te horen dat …il est agréable d'entendre que … -
40 het op een akkoordje gooien (met)
het op een akkoordje gooien (met)Deens-Russisch woordenboek > het op een akkoordje gooien (met)
См. также в других словарях:
entendre — [ ɑ̃tɑ̃dr ] v. tr. <conjug. : 41> • 1080; lat. intendere « tendre vers », d où « porter son attention vers » I ♦ 1 ♦ V. tr. ind. Se prêter (à qqch.). ⇒ acquiescer; accepter, approuver, consentir. « Les uns disent que j ai bien fait d… … Encyclopédie Universelle
entendre — ENTENDRE. v. a. Ouïr; Recevoir l impression des sons par l organe de l ouïe. J étois si loin que je ne pouvois. entendre. Il n entend pas bien clair. On fait tant de bruit, qu on ne s entend pas. Entendre le sermon. J entends sa voix. J ai… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
entendre — Entendre, Audire. Ouyr et entendre la voix d aucun, Exaudire. Entendre quelque chose qui estoit fort difficile, Animo comprehendere, Intellectu consequi. Intelligere. Sçavoir et entendre quelque chose entierement, Scientia comprehendere. Entendre … Thresor de la langue françoyse
entendre — ENTENDRE. v. a. Comprendre, concevoir en son esprit, avoir l intelligence de quelque chose. Entendre le sens d un Autheur. entendre Aristote. entendre les passages les plus difficiles. On dit, Encore entendons nous, pour dire, Comprenons bien les … Dictionnaire de l'Académie française
entèndre — entendre ; ouïr. Per entendre dire : par ouï dire. « Sèmblo, de vous entèndre, qu an tua paire e maire…» F. Mistral … Diccionari Personau e Evolutiu
entendre — n see ↑double entendre … Dictionary of contemporary English
entendre — (an tan dr ), j entends, tu entends, il entend, nous entendons, vous entendez, ils entendent ; j entendais ; j entendis ; j entendrai ; j en tendrais ; entends ; que j entende ; que j entendisse ; entendant ; entendu. 1° V. n. Étymologiquement … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
ENTENDRE — v. a. Ouïr, recevoir l impression des sons par l organe de l ouïe. Entendre une voix, un bruit. Entendre le canon, le son des cloches. J étais si loin, que je ne pouvais entendre. Nous les entendions marcher, crier, rire, chanter, etc. J entends… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
ENTENDRE — v. tr. Percevoir par l’ouïe. Entendre une voix, un bruit. Entendre le canon, le son des cloches. Nous les entendions marcher, parler, crier, rire, chanter, etc. J’entends venir quelqu’un. Je l’ai entendu dire. J’en ai entendu parler. J’ai entendu … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
entendre — vt. , écouter, ouïr ; obéir ; comprendre : AWIre (Bogève.217, Habère Poche.165, Magland.145, Morzine.081, Saxel.002, Samoëns | Albanais.001, Annecy.003, Billième, Gruffy.014), ouyi (Arvillard.228), ouyir, wir (Montricher), wi, ohi, oyi… … Dictionnaire Français-Savoyard
Entendre — Ouïe Pour les articles homonymes, voir Ouïe (homonymie). Un renard qui bouge ses oreilles pour repérer une proie … Wikipédia en Français