-
101 hij heeft het aan zijn eigen domheid te danken
hij heeft het aan zijn eigen domheid te dankenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij heeft het aan zijn eigen domheid te danken
-
102 hij is een dief van eigen portemonnee
hij is een dief van eigen portemonneehe robs/is robbing his own purseVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij is een dief van eigen portemonnee
-
103 hij is een vreemdeling in zijn eigen land
hij is een vreemdeling in zijn eigen landVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij is een vreemdeling in zijn eigen land
-
104 hij kan zijn eigen boontjes wel doppen
hij kan zijn eigen boontjes wel doppenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij kan zijn eigen boontjes wel doppen
-
105 hij zit helemaal ingekapseld in zijn eigen denkwereld
hij zit helemaal ingekapseld in zijn eigen denkwereldVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij zit helemaal ingekapseld in zijn eigen denkwereld
-
106 ieder ging op zijn eigen manier te werk
ieder ging op zijn eigen manier te werkeach took his/her own lineVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ieder ging op zijn eigen manier te werk
-
107 ieder is baas op eigen erf
ieder is baas op eigen erfVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ieder is baas op eigen erf
-
108 ieder moet zijn eigen kruis dragen
ieder moet zijn eigen kruis dragenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ieder moet zijn eigen kruis dragen
-
109 iemand een koekje van (zijn) eigen deeg geven
iemand een koekje van (zijn) eigen deeg gevenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand een koekje van (zijn) eigen deeg geven
-
110 iemand in zijn eigen sop gaar laten koken
iemand in zijn eigen sop gaar laten kokenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand in zijn eigen sop gaar laten koken
-
111 iemand in zijn eigen vet gaar laten koken
iemand in zijn eigen vet gaar laten kokenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand in zijn eigen vet gaar laten koken
-
112 iemand op eigen terrein verslaan/bevechten
iemand op eigen terrein verslaan/bevechtenbeat/fight someone on his own territoryVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand op eigen terrein verslaan/bevechten
-
113 iets in eigen kring vieren
iets in eigen kring vierenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets in eigen kring vieren
-
114 iets naar zijn eigen maatstaven beoordelen
iets naar zijn eigen maatstaven beoordelenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets naar zijn eigen maatstaven beoordelen
-
115 iets op eigen houtje doen
iets op eigen houtje doenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets op eigen houtje doen
-
116 iets op zijn eigen manier doen
iets op zijn eigen manier doenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets op zijn eigen manier doen
-
117 iets op zijn eigen waarde beoordelen
iets op zijn eigen waarde beoordelenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets op zijn eigen waarde beoordelen
-
118 iets ten eigen bate aanwenden
iets ten eigen bate aanwendenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets ten eigen bate aanwenden
-
119 iets uit (eigen) vrije wil doen
iets uit (eigen) vrije wil doenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets uit (eigen) vrije wil doen
-
120 iets uit zijn eigen mond sparen
iets uit zijn eigen mond sparenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets uit zijn eigen mond sparen
См. также в других словарях:
eigen — eigen … Deutsch Wörterbuch
Eigen — Eigen, adj. et adv. welches überhaupt den Besitz einer Sache, mit Ausschließung eines jeden andern Besitzers andeutet. 1. Eigentlich. 1) Von Theilen unsers Körpers, ingleichen, von allem, was von einem Wesen herkommt, und von demselben gewirket… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
eigen — sein: besonders penibel sein, für jemanden charakteristisch (mittelhochdeutsch eigen = unfrei). Die Wendung ist auch in der Bedeutung von ›eigenwillig‹, ›merkwürdig‹ und ›sonderbar‹ geläufig (vgl. Eigenheit).{{ppd}} Etwas sein eigen nennen,… … Das Wörterbuch der Idiome
eigen — eigen: Das altgerm. Adjektiv mhd. eigen, ahd. eigan, niederl. eigen, aengl. āgen (engl. own), schwed. egen ist das früh verselbstständigte 2. Part. eines im Dt. untergegangenen gemeingerm. Verbs mit der Bed. »haben, besitzen« (vgl. z. B. ahd.… … Das Herkunftswörterbuch
Eigen — eigen: Das altgerm. Adjektiv mhd. eigen, ahd. eigan, niederl. eigen, aengl. āgen (engl. own), schwed. egen ist das früh verselbstständigte 2. Part. eines im Dt. untergegangenen gemeingerm. Verbs mit der Bed. »haben, besitzen« (vgl. z. B. ahd.… … Das Herkunftswörterbuch
Eigen-ji — Information Dénomination: Temple Rinzai Branche: Eigen ji Fondé en … Wikipédia en Français
Eigen — Saltar a navegación, búsqueda Eigen puede referirse a: Eigenvector, vectores no nulos que, transformados por el operador, dan lugar a un múltiplo escalar de sí mismos, con lo que no cambian su dirección. Manfred Eigen, científico alemán. Obtenido … Wikipedia Español
eigen — AdjPP std. (8. Jh.), mhd. eigen, ahd. eigan, as. ēgan Stammwort. Germanisches Partizip Präteritum zu dem Prät. Präs. g. * aih besitzt in gt. aih, anord. á, ae. āh, afr. āch, as. ēgun Pl., ahd. eigun Pl.; das Partizip auch in anord. eiginn, ae.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
eigen — Adj. (Grundstufe) zu einer bestimmten Person gehörend Beispiele: Er hat eine eigene Firma. Ich weiß das aus eigener Erfahrung. eigen Adj. (Aufbaustufe) für eine Person charakteristisch, typisch Synonyme: bezeichnend, eigentümlich, kennzeichnend,… … Extremes Deutsch
Eigen — Eigen, 1) so v.w. Eigenthum, bes. Güter, welche kein Lehen sind, s. Allod; 2) was die Frau außer der Mitgift zum Ehemanne gebracht hat. s. Receptilien … Pierer's Universal-Lexikon
Eigen — Manfred … Scientists