-
1 week
week1〈de〉1 [periode van zeven dagen] week2 [het weken] soak♦voorbeelden:1 een week rust/vakantie • a week's rest/holiday/ Avacationvolgende week • next weekvolgende week dinsdag • next Tuesdayvorige week nog • as recently as last weekeen week weggaan • go away for a weekbinnen een week • within a weekweek in, week uit • week in, week outin/door de week • on weekdaysom de (andere) week • every (other) weekover een week • in a week from nowdinsdag over een week • Tuesday week, a week from Tuesday40 uur per week werken • work a 40-hour weeker gaat geen week voorbij zonder dat/of … • not a week goes by without/but …morgen over twee weken • two weeks from tomorrowvandaag een week geleden • a week ago today————————week21 [niet stevig] soft3 [zonder weerstandsvermogen] weak♦voorbeelden:iets week maken • soften somethingweek worden • soften -
2 met
1 [in gezelschap van] (along) with ⇒ of3 [met betrekking tot deelneming/overeenstemming] with5 [met betrekking tot een wederkerige handeling] with6 [in het bezit van] with7 [met betrekking tot de omstandigheid/gezindheid] with ⇒ by8 [door middel van] with, by ⇒ through, in9 [gelijktijdig met] with, by ⇒ at♦voorbeelden:met (zijn) hoevelen zijn zij? • how many of them are there?ze waren met z'n drieën • there were three of themze kwamen met z'n drieën • three of them camemet deze erbij zijn het er zeven • this one makes sevenmet vijf • plus/and fivetot en met hoofdstuk drie • up to and including chapter threemet wie spreek ik? 〈 aan de telefoon〉 • who am I speaking to?spreken met iemand • speak to someoneeen broodje met ham • a ham rollde man met de hoed • the man with the hat onmet kleren en al dook hij het water in • he dived into the water clothes and allmet dat al • yet for all thatmet de trein van acht uur • by the eight o'clock trainmet een cheque/geld betalen • pay by cheque/(in) cashzijn tijd doorbrengen met luieren • spend one's time lazing aboutik kom met Kerstmis • I'm coming at Christmasmet de klok van twaalven • on the stroke of twelveal met al • altogetherdaar heb je hem weer met zijn knappe kinderen • there he goes again about his handsome children -
3 precies
precies1♦voorbeelden:precies een kilometer • one kilometer exactlyhij is precies zijn vader • he is just like his father; he is the (very/spitting) image of his fatherprecies goed • exactly rightdat is precies hetzelfde • that is precisely/exactly the same (thing)hij doet zijn werk heel precies • he does his work with great precisiondit vest past precies • this waistcoat fits nicely/ 〈 informeel〉to a T/like a gloveom precies te zijn • to be precise/exactwaar heb je het precies verloren? • where exactly did you lose it?hij wilde het heel precies weten • he wanted to know exactlyhoe heeft hij het precies gedaan? • how exactly/just how did he do it?precies in het midden • right in the middleprecies om twaalf uur • at twelve (o'clock) sharp, on the stroke of twelveprecies tegenover • directly oppositeprecies drie jaar geleden • exactly/precisely three years agoprecies wat ik nodig heb • exactly/just what I needII 〈 bijwoord〉1 [+ niet] [bepaald] exactly2 [zojuist] just (a minute/moment ago) ⇒ (only) a moment/minute ago♦voorbeelden:————————precies2♦voorbeelden:1 precies! • precisely!, exactly!
Перевод: со всех языков на английский
с английского на все языки- С английского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский