-
1 een kamer aankleden
een kamer aankledenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een kamer aankleden
-
2 een kamer aankleden
-
3 aankleden
1 [kleding aantrekken] dress ⇒ get dressed, 〈 van kleren voorzien〉 clothe, 〈 van kleren voorzien〉 fit out2 [versieren] decorate, furnish ⇒ 〈 informeel〉 do/fit up♦voorbeelden:zich aankleden • get dressed -
4 меблировать комнату
vgener. een kamer aankleden -
5 aankleding
1 〈 het aankleden van een kamer〉 furnishing; 〈 versiering van een kamer〉 decor, furnishings; 〈 toneel〉 decor, set(ting)
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский