-
1 kerkelijk
1 [tot een kerk in betrekking staand, aan een kerk toebehorend] church, ecclesiastical3 [van een kerk uitgaand] church ⇒ ecclesiastical, 〈 religieus〉 religious, 〈 met betrekking tot recht〉 canon♦voorbeelden:2 kerkelijke feesten • church/religious festivalskerkelijke liederen/muziek • hymns, sacred musicop kerkelijke grondslag • on religious principleseen kerkelijk huwelijk • a church weddingkerkelijk en burgerlijk recht • canon law and civil law4 is die man ook kerkelijk? • is he a churchgoer?II 〈 bijwoord〉1 [volgens de gebruiken van een kerk] religiously2 [vanwege een kerk] 〈zie voorbeelden 2〉♦voorbeelden: -
2 aartsbisdom
n. (Religion) archbishopric, office of an archbishop, archdiocese, ecclesiastical district under the jurisdiction of an archbishop -
3 aartsdiaken
n. (Religion) archdeacon, ecclesiastical rank below bishop -
4 aartsdiocees
n. ecclesiastical district under the jurisdiction of an archbishop, arch diocese -
5 geestelijk
adj. mental, intellectual; spiritual; clerical, ecclesiastical--------adv. mentally, intellectually; spiritually; clerically, ecclesiastically -
6 kerkelijk
adj. ecclesiastical, of or pertaining to the church -
7 kerkvergadering
n. synod, ecclesiastical council -
8 de pluriformiteit in de kerk
de pluriformiteit in de kerkreligious/ecclesiastical multiformityVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de pluriformiteit in de kerk
-
9 de wereldlijke/kerkelijke macht
de wereldlijke/kerkelijke machtthe secular/ecclesiastical authorities/power(s)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de wereldlijke/kerkelijke macht
-
10 een geestelijk ambt
een geestelijk ambtan ecclesiastical/a clerical officeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een geestelijk ambt
-
11 een kerkelijk ambt
een kerkelijk ambtVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een kerkelijk ambt
-
12 geestelijk
2 [godsdienstig] spiritual♦voorbeelden:geestelijke arbeid • intellectual workgeestelijke armoede • intellectual povertyeen geestelijk gehandicapte • a mentally handicapped persongeestelijke inspanning • mental effortgeestelijk onvolwaardig • mentally deficientgeestelijk overwicht • intellectual superiorityde geestelijke vader van het moderne socialisme • the spiritual father of modern socialismgeestelijke vermogens • mental facultiesgeestelijk gestoord • mentally disturbed/deranged2 geestelijke bijstand verlenen aan iemand • give spiritual assistance to someone; 〈 religie〉 minister to someonegeestelijke liederen/gezangen • hymns, sacred songsiemands geestelijk welzijn • someone's spiritual well-being/welfarehet geestelijke en het wereldlijke • the sacred and the profane3 een geestelijk ambt • an ecclesiastical/a clerical office -
13 geestelijke/wereldlijke jurisdictie
geestelijke/wereldlijke jurisdictieecclesiastical/secular jurisdictionVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > geestelijke/wereldlijke jurisdictie
-
14 jurisdictie
2 [rechtsgebied] (territorial) jurisdiction♦voorbeelden:1 geestelijke/wereldlijke jurisdictie • ecclesiastical/secular jurisdictionjurisdictie hebben • have jurisdiction (over)zaken brengen onder de jurisdictie van een rechtbank • bring cases within the competence of a court2 de jurisdictie van de kantonrechter in strafzaken • the jurisdiction of the local/regional judge in criminal cases -
15 kalender
-
16 kerkelijke kalender
kerkelijke kalenderecclesiastical/church calendarVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > kerkelijke kalender
-
17 macht
4 [invloed] power5 [mogendheid] power6 [wiskunde, meetkunde] power7 [kracht] power8 [leger, troepen, ook in samenstellingen] force(s)♦voorbeelden:de gevestigde macht • the Establishmentuit de ouderlijke macht ontzet worden • be deprived of parental rights(naar) de macht grijpen • (attempt to) seize powerveel macht hebben • have a lot of/great powerde macht in handen hebben/krijgen/nemen • have/get/take power; 〈 nemen ook〉 assume power/controlde macht ligt bij het volk • the power rests with the peoplede macht aan iemand overdragen • hand over power to someonede macht overnemen • assume poweraan de macht komen/zijn/brengen • come into/be in/bring to poweriemand in zijn macht hebben • have someone in one's powergeen macht hebben over iemand • have no power/control over someonede macht over het stuur verliezen • lose control of the wheeleen hogere macht • a higher powerde openbare macht • the public authoritiesrechterlijke macht • the judicial branch, the judiciaryde uitvoerende/wetgevende macht • the executive/legislative branchde wereldlijke/kerkelijke macht • the secular/ecclesiastical authorities/power(s)de drie machten in een staat • the three branches of governmentde vierde macht • the bureaucracyde macht hebben om … • have the power to …iemand de macht verlenen om iets te doen • authorize someone to do something(niet) bij machte zijn om … • (not) be able/in a position to …dat gaat boven mijn macht • that is beyond my powermet/uit alle macht • with all one's strength4 helemaal in iemands macht zijn • be completely in someone's sway/power6 3 tot de macht 3 • 3 to the power of 3/to the third powereen getal tot de vierde macht verheffen • raise a number to the fourth power -
18 pluriformiteit
♦voorbeelden:1 de pluriformiteit in de kerk • religious/ecclesiastical multiformity
См. также в других словарях:
Ecclesiastical — Ec*cle si*as tic*al, a. [See {Ecclesiastical}, a.] Of or pertaining to the church; relating to the organization or government of the church; not secular; as, ecclesiastical affairs or history; ecclesiastical courts. [1913 Webster] Every… … The Collaborative International Dictionary of English
ecclesiastical — [e klē΄zē as′ti kəl, i klē΄zē as′ti kəl] adj. [ME: see ECCLESIASTIC & AL] 1. of the church, the organization of the church, or the clergy 2. used chiefly in early writings relating to Christianity [ecclesiastical Latin (or Greek)]… … English World dictionary
ecclesiastical — adj. Relating to the Christian church. The Essential Law Dictionary. Sphinx Publishing, An imprint of Sourcebooks, Inc. Amy Hackney Blackwell. 2008 … Law dictionary
ecclesiastical — early 15c., from ECCLESIASTIC (Cf. ecclesiastic) + AL (Cf. al) (1). Related: Ecclesiastically … Etymology dictionary
ecclesiastical — UK [ɪˌkliːzɪˈæstɪk(ə)l] / US [ɪˌklɪzɪˈæstɪk(ə)l] or ecclesiastic UK [ɪˌkliːzɪˈæstɪk] / US [ɪˌklɪzɪˈæstɪk] adjective relating to the Christian Church • See: ecclesiastic II … English dictionary
ecclesiastical — [adj] churchly clerical, diaconal, episcopal, holy, ministerial, orthodox, parochial, pastoral, religious, sectarian, spiritual; concepts 536,582 … New thesaurus
ecclesiastical — ► ADJECTIVE ▪ relating to the Christian Church or its clergy. DERIVATIVES ecclesiastically adverb. ORIGIN Greek ekkl siastikos, from ekkl siast s member of an assembly … English terms dictionary
ecclesiastical — /əkliziˈæstəkəl / (say uhkleezee astuhkuhl) adjective of or relating to a religious organisation, especially the Christian church or the clergy; churchly; clerical; not secular; not lay: ecclesiastical discipline; ecclesiastical affairs;… …
ecclesiastical — [[t]ɪkli͟ːziæ̱stɪk(ə)l[/t]] ADJ: usu ADJ n Ecclesiastical means belonging to or connected with the Christian Church. My ambition was to travel upwards in the ecclesiastical hierarchy … English dictionary
ecclesiastical — adjective /əˌkliziˈæstəkəl,əˈkliːz.iˌæstɪk.əl/ Of or pertaining to the church; as, ecclesiastical architecture. Syn: ecclesiastic See Also: antiecclesiastical, nonecclesiastical … Wiktionary
ecclesiastical — adj. Ecclesiastical is used with these nouns: ↑court, ↑establishment, ↑hierarchy, ↑jurisdiction, ↑office … Collocations dictionary