-
1 afhaken
-
2 loshaken
wwdécrocher (de), dégrafer, dételer -
3 bemachtigen
♦voorbeelden: -
4 beroerte
♦voorbeelden:zich een beroerte schrikken • mourir de peur -
5 bodemloos
1 [zonder bodem] sans fond2 [onpeilbaar diep] insondable3 [m.b.t. begeerten] insatiable♦voorbeelden: -
6 de eerste plaats bemachtigen
de eerste plaats bemachtigen -
7 de hoofdvogel afschieten
de hoofdvogel afschieten -
8 de hoorn van de haak nemen
de hoorn van de haak nemen -
9 de telefoon oppakken
de telefoon oppakken -
10 een bodemloos vat vullen
een bodemloos vat vullen -
11 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
12 hij wil met de hand aan de hemel reiken
hij wil met de hand aan de hemel reikenDeens-Russisch woordenboek > hij wil met de hand aan de hemel reiken
-
13 hoofdvogel
♦voorbeelden: -
14 hoorn
hoorn1〈de〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iemand hoorns opzetten • cocufier qn.een stoot met de hoorns • un coup de cornede hoorn van de haak nemen • décrocher (le combiné)————————hoorn2〈 het〉♦voorbeelden: -
15 iets in de wacht slepen
iets in de wacht slependécrocher qc. -
16 loshaken
-
17 loskoppelen
♦voorbeelden:je kunt die twee zaken niet loskoppelen • on ne peut dissocier ces deux affaires -
18 oppakken
-
19 peuren
1 [bemachtigen] décrocher1 [wroeten] tripoter (dans) -
20 slepen
1 [voorttrekken] traîner2 [m.b.t. een vervoermiddel] remorquer3 [computer] glisser♦voorbeelden:hij sleept zijn vrouw overal heen • il trimbale sa femme partoutze sleepte er een goed cijfer uit • elle a réussi à décrocher une bonne noteiemand door een examen slepen • aider qn. à réussir à un exameniemand langs de grond slepen • traîner qn. par terre1 [algemeen] traîner♦voorbeelden:de uren slepen voort • les heures n'en finissent pasmet iets slepen • traîner qc.met zijn been slepen • traîner la jambe
- 1
- 2
См. также в других словарях:
décrocher — [ dekrɔʃe ] v. <conjug. : 1> • v. 1220; de dé et croc I ♦ V. tr. 1 ♦ Détacher (ce qui était accroché). Décrocher des rideaux. ⇒ 2. dépendre. Décrocher un poisson de l hameçon. ♢ Spécialt (1894) Décrocher le téléphone (opposé à raccrocher)… … Encyclopédie Universelle
décrocher — DÉCROCHER.v. a. Détacher une chose qui étoit accrochée. Décrocher une tapisserie. Décroché, ée. participe … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
décrocher — vt. ; vi. , (à la Balme de Sillingy) devenir stérile, (ep. d une vache) : dékroché (290), DÉKROSHÉ (Table.290) / Î (Albanais.001, Annecy.003, Balme Si.020, Cordon.083, Thônes.004, Vaulx.082), dékrotyé (Aix.017, Chambéry.025), dékrosnâ (Saxel.002) … Dictionnaire Français-Savoyard
DÉCROCHER — v. a. Détacher une chose qui était accrochée. Décrocher une tapisserie. Décrocher un tableau. DÉCROCHÉ, ÉE. participe … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
DÉCROCHER — v. tr. Détacher une chose qui était accrochée. Décrocher une tapisserie. Ce tableau s’est décroché. Pop., Décrocher la timbale, Atteindre le prix, au jeu du Mât de Cocagne. Il signifie figurément et familièrement Obtenir un succès dans une lutte … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
décrocher — (dé kro ché) v. a. Détacher une chose qui était accrochée. Décrocher un tableau. Se décrocher, v. réfl. Se détacher. Le rideau s est décroché. HISTORIQUE XIVe s. • Li uns traioit de l arc, li autres i lança ; Caillous et viretons assez on … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
décrocher — v.t. Obtenir, réussir : Décrocher une commande, une première place. Décrocher la timbale, atteindre un but. / Dégager des objets du mont de piété. / Être en perte de vitesse (aéron.). / Cesser de se droguer. / Prendre sa retraite … Dictionnaire du Français argotique et populaire
Décrocher la lune — ● Décrocher la lune obtenir l impossible … Encyclopédie Universelle
Décrocher la timbale, le coquetier — ● Décrocher la timbale, le coquetier atteindre l objet suspendu ; obtenir le résultat souhaité … Encyclopédie Universelle
Décrocher, gagner le coquetier — ● Décrocher, gagner le coquetier faire réussir quelque chose et, ironiquement, une sottise … Encyclopédie Universelle
Bâiller, rire à se décrocher la mâchoire — ● Bâiller, rire à se décrocher la mâchoire ouvrir très largement la bouche en bâillant, en riant … Encyclopédie Universelle