-
1 doorspreken
-
2 doorspreken
1 [doorgaan met spreken] continuer à parlerII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [grondig bespreken] discuter (à fond) -
3 doorspreken
-
4 doorspreken
v. continue taling -
5 iets goed met iemand doorspreken
iets goed met iemand doorsprekenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets goed met iemand doorspreken
-
6 неустрашимо говорить
advgener. doorspreken -
7 обговаривать
vgener. doorspreken -
8 продолжать говорить
vgener. doorspreken
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский