-
1 dobberen
drifDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > dobberen
-
2 drif
dobberen [v], drijven, vlotten [v] -
3 drif
dobberen [v], drijven, vlotten [v] -
4 bob
n. Bob (voornaam, afkort. v. Robert)bob1[ bob] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 hangend voorwerp ⇒ (slinger)gewicht, lens 〈 van uurwerk〉; gewicht, strik 〈 aan vlieger〉; lood 〈 van dieplood〉; dobber, waker; aaskluwen 〈 van peur〉3 refrein ⇒ slotregel, keervers6 bob(bed kapsel) ⇒ kort geknipte kop, jongenskop♦voorbeelden:¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 Bob's your uncle • klaar is Kees, voor mekaar————————bob2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: bob〉 〈Brits-Engels; informeel〉1 shilling ⇒ 5 pence, poen, geld♦voorbeelden:————————bob3〈 bobbed〉1 bobben ⇒ rodelen, bobsleeën2 (zich) op en neer/heen en weer bewegen ⇒ (op)springen, dobberen3 buigen ⇒ een (knie)buiging/knix maken♦voorbeelden:bob up • (plotseling) te voorschijn komen, komen boven drijven, opduikenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 heen en weer/op en neer bewegen ⇒ doen dansen, laten dobberen, knikken♦voorbeelden: -
5 flotter
flotter [flottee]2 zweven3 heen en weer gaan ⇒ wapperen, fladderen, dwarrelen, schommelen (tussen)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 regenenv1) drijven, dobberen2) zweven3) wapperen5) vlotten [hout]6) regenen -
6 качаться
v1) gener. beieren, hobbelen, schommelen (на качелях, волнах), slingeren, wiebelen, wippen, zwaaien, gieren, bengelen, bungelen, dobberen, schudden, tuitelen, waggelen, wiegelen, wiggelen2) mus. swingen -
7 колебаться на воде
vgener. dobberenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > колебаться на воде
-
8 переходить от отчаяния к надежде
vgener. tussen hoop en vrees zweven, tussen vrees en hoop dobberenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > переходить от отчаяния к надежде
-
9 покачиваться на воде
vgener. dobberenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > покачиваться на воде
-
10 float
n. drijvend voorwerp, vlot, boei; drijflichaam; luchttank (bij vliegtuig voor het drijven op water)--------v. drijven, laten drijven; laten varen; zweven; stichten, oprichten; op de beurs verkopenfloat1[ floot] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 drijvend voorwerp ⇒ vlot, boei, dobber4 geldbedrag ⇒ contanten, kleingeld————————float23 zweven♦voorbeelden:the scene floated before my eye • het tafereel zweefde me voor de ogenII 〈 overgankelijk werkwoord〉6 in omloop brengen ⇒ voorstellen, rondvertellen♦voorbeelden:float a rumour • praatjes in de wereld brengen -
11 flyta
1) drijven2) vlotten3) dobberen4) vloeien5) stromen -
12 flöte
1) drijven2) vlotten3) dobberen -
13 sväva
1) drijven2) vlotten3) dobberen4) zweven -
14 vaja
1) aan de scharrel zijn2) fladderen3) dobberen4) vlotten -
15 schaukeln
schaukeln1 schommelen ⇒ hobbelen; dobberen, deinen; wippen; wiegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:ein Kind auf den Knien schaukeln • een kind op zijn knie paardje laten rijden
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Пенджабский
- Русский
- Французский
- Шведский