-
1 certify
v. toestaan; toelaten; verlenen van een akad. of andere graad; iemand als niet klaar van zinnen verklaren[ sə:tiffaj] 〈 certified〉1 〈+to〉getuigen (over, betreffende)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (officieel) verklaren ⇒ attesteren, certificeren♦voorbeelden:certify a copy • een afschrift voor eensluidend waarmerkencertify someone's death • iemands dood (officieel) vaststellenthis is to certify that … • met dezen verklaart ondergetekende dat … -
2 graduate
adj. afgestudeerd, gediplomeerd--------n. afgestudeerde; gediplomeerde--------v. een bul/diploma/getuigschrift (AE) behalen; maten/maatstreepjes aangevengraduate1[ grædzjoeət] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————graduate2[ grædzjoe▪eet]1 een bul/diploma behalen ⇒ 〈 Amerikaans-Engels ook〉 afstuderen, een getuigschrift behalen♦voorbeelden:1 he has graduated in law from Yale • hij heeft aan Yale een titel/bul in de rechten behaaldII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 kalibreren ⇒ van een (schaal)verdeling voorzien, verdelen in graden♦voorbeelden:graduated tax • progressieve belasting
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский