-
101 erna
-
102 ervoor
1 [voor het genoemde, bedoelde] devant2 [m.b.t. tijd] avant3 [m.b.t. bestemming, oorzaak] pour4 [ten voordele, behoeve van] pour5 [pro] pour♦voorbeelden:2 dat was ervoor, niet erna • c'était avant, pas aprèsik zal je ervoor betalen • je te paierai (pour cela)dat dient ervoor om … • 〈+ onbepaalde wijs〉 cela sert à …hij streed ervoor om hun lot te verbeteren • il a lutté pour améliorer leur sort¶ wat krijg ik ervoor? • qu'est-ce que je reçois en échange? -
103 even voorbij het kruispunt
even voorbij het kruispunt -
104 feit
♦voorbeelden:een voldongen feit • un fait accomplide verdachte heeft het feit bekend • le suspect a reconnu les faitszich bij een voldongen feit neerleggen • s'incliner devant le fait accomplide feiten spreken voor zichzelf • les faits parlent d'eux-mêmesiemand voor een (voldongen) feit stellen • mettre qn. devant le fait accompliin feite • en fait -
105 gaat u voor!
gaat u voor!après vous! -
106 geboorte
♦voorbeelden:bij de geboorte • à la naissanceeen Limburger van geboorte • un Limbourgeois de naissance -
107 gelijknamig
1 de, du même nom♦voorbeelden:1 deze film is gemaakt naar de gelijknamige roman van S. • ce film a été fait d'après le roman du même nom de S. -
108 gistermiddag
-
109 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
110 het bijltje erbij neergooien
het bijltje erbij neergooien -
111 het bijltje erbij neerleggen
het bijltje erbij neerleggen -
112 het is na het onweer erg afgekoeld
het is na het onweer erg afgekoeldDeens-Russisch woordenboek > het is na het onweer erg afgekoeld
-
113 het op iemand gemunt hebben
het op iemand gemunt hebbenen avoir après qn.————————het op iemand gemunt hebbenen vouloir à qn. -
114 het zal mijn tijd wel duren!
het zal mijn tijd wel duren!après moi le déluge! -
115 hij is nog zwakjes na zijn ziekte
hij is nog zwakjes na zijn ziekteaprès sa maladie, il est encore assez faibleDeens-Russisch woordenboek > hij is nog zwakjes na zijn ziekte
-
116 hoek
♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iemand alle hoeken van de kamer laten zien • rouer qn. de coupsmet afgeronde hoeken • aux coins arrondisiets in een hoek slingerendaar komt hij net de hoek (van de straat) om • le voilà qui vient de tourner le coin (de la rue)in de hoek (moeten) staan • être (mis(e)) au coinzich niet in een hoek laten drukken • ne pas se laisser marcher sur les pieds〈 figuurlijk〉 iemand in een hoek duwen • reléguer qn. au second plan〈 figuurlijk〉 iemand in een hoek praten • pousser qn. dans ses derniers retranchementshij woont al tien jaar in die hoek • il habite ce coin depuis dix ansdat kom je niet op elke hoek van een straat tegen • ça ne court pas les ruesop de hoek (van de straat) • au coin (de la rue)de bakker op de hoek • le boulanger du coinflink uit de hoek komen • 〈 harde dingen zeggen〉 dire les choses carrément; 〈 gul zijn〉 faire des fraisuit welke hoek van het land komt hij? • de quel coin du pays vient-il?nu weet ik uit welke hoek de wind waait • 〈m.b.t. tegenwerking〉 je sais à présent d'où vient le vent; 〈 waar men heen wil〉 je sais à quoi m'en tenireen rechte hoek • un angle droiteen scherpe hoek • un angle aigueen stompe hoek • un angle obtusdie lijnen snijden elkaar onder een hoek van 45° • ces lignes se coupent en formant un angle de 45 degrés -
117 hollen
♦voorbeelden:achter iemand aan hollen • courir après qn.de verslaggevers holden achter de gebeurtenissen aan • les reporters n'arrivaient pas à suivre les événementsik moet van het ene karwei naar het andere hollen • je m'essouffle à galoper d'un travail à l'autre -
118 idee
♦voorbeelden:1 wat een gek idee! • quelle drôle d'idée!een gevestigd idee • une idée reçuezich vreemde ideeën in het hoofd halen • se faire des idéesiemand op een idee brengen • donner une idée à qn.om een idee te geven • à titre indicatifgeen (flauw) idee van iets hebben • ne pas avoir la moindre idée de qc.op een idee komen • avoir une idéezich een idee vormen van iets • se faire une idée de qc.naar mijn idee • d'après moije hebt geen idee hoe naar dat is • tu ne t'imagines pas combien c'est désagréableik heb zo het idee dat … • j'ai idée que …het idee! • quelle idée! -
119 iemand achterna lopen
iemand achterna lopencourir après qn. -
120 iemand alsmaar lopen te zoeken
iemand alsmaar lopen te zoekencourir après qn.
См. также в других словарях:
après — [ aprɛ ] prép. et adv. • Xe adv.; bas lat. ad pressum, de pressus « serré », qui s est substitué en Gaule à l adv. class. post I ♦ Prép. (v. 1130) 1 ♦ Postérieurement dans le temps. Le printemps vient après l hiver. Après la naissance de Jésus… … Encyclopédie Universelle
après- — ♦ Élément de formation qui, devant un nom propre ou un substantif faisant référence à une époque, marque la postériorité. L après Mitterrand. L après mur (de Berlin) :l époque suivant la disparition du mur de Berlin, de la division de l Allemagne … Encyclopédie Universelle
après-dîner — [ aprɛdine ] n. m. • après disner 1362; de après et dîner; var. anc. après dîné n. m. et après dînée n. f. ♦ Vx ou région. Partie de la journée qui suit le dîner en tant que repas de midi. ⇒ après midi. Des après dîners. ● après dîner, après… … Encyclopédie Universelle
après-midi — [ aprɛmidi ] n. m. ou f. inv. • 1514; de après et midi ♦ Partie de la journée comprise entre le déjeuner et le dîner. Passez dans l après midi. ⇒ tantôt. En début, en fin d après midi. Deux heures de l après midi (par oppos. à du matin) :… … Encyclopédie Universelle
après — APRÈS. Préposition de temps, d ordre et de lieu, qui s emploie en parlant, soit des personnes, soit des choses, et qui sert à marquer celles qui suivent les autres. Après le déluge. Après la vocation d Abraham. Après la naissance de Jésus Christ … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
aprés — Aprés. Prepos. qui marque posteriorité d ordre ou de temps. Ensuite. Je ne passeray qu aprés vous. Trajan fut Empereur aprés Nerva. il promet de payer aprés Pasques. il ira là aprés Vespres. aprés le Sermon. marcher l un aprés l autre. aprés la… … Dictionnaire de l'Académie française
après-demain — [ aprɛd(ə)mɛ̃ ] adv. • 1531; v. 1215 en loc.; de après et demain ♦ Le jour qui suivra demain, dans deux jours. Revenez après demain. Nous partirons après demain matin. C est prévu pour après demain. L affaire a été renvoyée à après demain. ⇒aussi … Encyclopédie Universelle
après-dînée — ⇒APRÈS DÎNER, subst. masc., APRÈS DÎNÉE, subst. fém. Partie de la journée qui, selon le sens variable du mot dîner, suit le repas de midi ou celui du soir : • 1. ... je repris mon ancien usage, d aller voir les belles, et je ne me trouvai pas… … Encyclopédie Universelle
apres — Apres, Post, Posterius, Dein, Deinde, Mox, Postmodum. Par ordre, l un apres l autre, Deinceps. Cy apres, In posterum, Posthac. En apres, Dein, Deinceps, Exin, Tum autem, Porro, Itémque. Qui vient apres, Posterior. Venir apres, Post venire. Un peu … Thresor de la langue françoyse
après-guerre — [ aprɛgɛr ] n. m. • 1903; de après et guerre ♦ Période qui suit une guerre. Des après guerres. ⊗ CONTR. Avant guerre. ● après guerre, après guerres nom masculin ou féminin Période qui suit une guerre. ● après guerre, après guerres (difficultés)… … Encyclopédie Universelle
après-souper — ⇒APRÈS SOUPER, subst. masc. Vieilli. Partie de la journée qui se situe entre le souper et le coucher. Il passe ses après soupers en bonne compagnie. Rem. 1. La partie de la journée ainsi désignée varie suivant le sens du subst. souper, « repas du … Encyclopédie Universelle